zoon, in 1649 drost van Muiden werd als opvolger van P.C. Hooft, terwijl Andries zelf nog een verhoogde autoriteit ontleende, zoowel aan zijn lidmaatschap, via de Staten van Holland, van de Staten-Generaal (1646-1648) als aan zijn gezantschapsreizen naar Zweden, Polen en Brandenburg (1627-1628), Polen, Zweden en Denemarken (1635) en in 1645 nog eens naar Zweden. Toen echter was hun val ook nabij. Het bekende geschil in 1650 met stadhouder Willem II over het afdanken van de troepen, leidde tot het conflict der stadhouderlijke regeering met Amsterdam. Ofschoon de voorgenomen overrompeling van de stad, zoowel door het verdwalen van de stadhouderlijke troepen op de heide bij Hilversum alsmede door de energieke verdedigingsmaatregelen van burg. Cornelis B. totaal mislukte, kon de Prins toch zijn eischen stellen voor de opheffing van het beleg, dat immers den handel der stad, zoo het was doorgezet, ten zeerste geschaad zou hebben. De Prins zag zijn voornaamsten eisch, het aftreden van Andries en Cornelis B., ingewilligd.
Lang heeft die uitsluiting echter niet geduurd. Na den plotselingen dood van Willem II, 6 Nov. 1650, werden beiden 22 Nov. d.a.v. in triomf in hun ambten hersteld. Andries werd nog tot raad der Admiraliteit van Amsterdam benoemd, wat hij ook reeds 1637-39 geweest was, alsmede tot gedeputeerde in de Chambre Mi-partie. Om gezondheidsredenen verzocht hij 11 Mei 1652 ontslag uit de laatste bediening en stierf 24 Juni daarop.
Het wapen der Bickers was gevierendeeld: 1 en 4 in goud een roode dwarsbalk (van den Anxter); 2 en 3 in zilver, drie dwarsliggende zwarte roerhelmen boven elkander geplaatst (Helmer). Helmt.: een uitkomende gebaarde mansfiguur in natuurlijke kleur, gekleed in een rooden tabbaard met wijde mouwen en voorzien van gouden galons en tressen, gedekt met een hooge puntige muts met omgeslagen rand, en met elk der opgegeven handen een gouden fakkel ophoudende, waarvan het ondereinde op den helm rust. Andries, als eigenaar van de heerlijkheid Engelenburg, heeft dit vermeerderd met een blauw hartschild, beladen met een zilveren burcht, waaruit een opkomende zilveren engel met uitgespreide vleugels (Elias, Vroedschap II, 1075).
Een portret van Andr. B., door B. v.d. Helst in 1642 geschilderd, bevindt zich in het Rijksmuseum te Amsterdam; een andere schilderij door J. de Baen(?) in het museum te Brussel. Een marmeren buste van hem is door Vondel bezongen (ed. v. Vloten, II, 57). Prenten door J. Houbraken, naar teekening van H. Pothoven, door J. van Vilsteren, Vinkeles en Bogerts.
Zie: Elias, Vroedschap van Amsterdam I (1903), 346-348; Bontemantel, De regeeringe van Amsterdam (1653-1672) ed. Kernkamp (1897); Lasonder, Het archief van de fam. B. in Verslagen omtrent 's Rijks oude archieven, XXXVII (1914) I, 312; de Balbian Verster, Burgemeesters van Amsterdam in de 17e en 18e eeuw (1932), 19-24.
Romein