[Zuylen van Nijevelt, Mr. Hugo Ferdinand baron van]
ZUYLEN VAN NIJEVELT (Mr. Hugo Ferdinand baron van), geb. te 's Gravenhage 9 Mrt. 1821, overl. aldaar 26 Dec. 1872, was de tweede zoon van J.A. baron van Zuylen van Nijevelt (dl. III, kol. 1524) en jkvr. Q.C.P. Teding van Berkhout. Hij studeerde eerst te Franeker, waar hij 5 Nov. 1838, en daarna te Utrecht, waar hij 24 Juni 1840 werd ingeschreven, promoveerde aan de universiteit te Utrecht 27 Juni 1844 op een dissertatie, getiteld De hospitio militari. In hetzelfde jaar werd hij adjunct-commies aan het departement van Binnenlandsche Zaken. Op 28 Nov. 1847 werd hij commies, in 26 Apr. 1855 op zijn verzoek als zoodanig eervol ontslagen. In 1855 werd hij tot lid van den gemeenteraad van 's Gravenhage en in 1860 door zijn medeleden tot wethouder gekozen. Op 5 Aug. 1862 werd hij in het district 's Gravenhage gekozen tot lid der Provinciale staten van Zuid-Holland en op 3 Juli 1866 door zijn medeleden tot lid van Gedeputeerde staten. Hij werd bij gelijk aantal stemmen met S.A. van Hoogstraten (dl. VIII, kol. 839) door het lot aangewezen. Daar er eenig verschil over de geldigheid der stemming was, nam van Zuylen de benoeming niet aan, maar 10 Juli d.a.v. werd hij, nu met groote meerderheid, opnieuw gekozen.
Hij werd in 1864 gekozen tot commissaris der Billiton-maatschappij. Korten tijd, van 1865 tot 1866, was hij waarnemend directeur en in laatstgenoemd jaar werd hij president-commissaris. Dit en Gedeputeerde bleef hij tot zijn overlijden.
Hij was niet alleen als staatsman, rechtsgeleerde en man van zaken, maar ook als boschbouwkundige bekwaam en dirigeerde als wethouder de bepalingen, ook die in verband met het graven der vijvers in de Haagsche boschjes. Het plan daarvoor is opgemaakt door van der Waeyen Pieterszen (dl. VII, kol. 982). Nadat hij Gedeputeerde geworden