ook uit zijn betrekkingen gezet, niet gestraft werd.
Na de omkeering in 1795 nam hij geen openbare betrekking aan, behalve die van schout van Barneveld. Maar toen hij 23 Nov. 1801 door het Staatsbewind benoemd werd tot lid van het Vertegenwoordigend Lichaam, liet hij zich deze keuze welgevallen, maar reeds 14 Oct. 1803 nam hij als zoodanig ontslag.
Onder het fransche bewind was hij maire van Barneveld, in 1814 werd de naam in schout veranderd. In 1816 werd hij schout van het schoutambt Barneveld, dat nu weder evenals voor 1811 ook Voorthuizen en Garderen bevatte.
Bij Souverein besluit van 29 Aug. 1814 werd hij voor de ridderschap tot lid der Provinciale staten van Gelderland benoemd. Bij Koninklijk besluit van 27 Nov. 1817 werd hij onder toekenning van ontslag als schout van Barneveld benoemd tot hoofdschout van de Over-Veluwe. Uit deze betrekking verzocht hij kort daarna met het oog op zijn gezondheid ontslag, dat hem 26 Mrt. 1819 eervol verleend werd. Bij zijn periodieke aftreding als lid der Staten in 1823 verzocht hij niet meer in aanmerking te komen, hij werd 2 Juni van dat jaar vervangen.
Hij werd in 1814 in den gelderschen adel opgenomen en hem werd in 1822 de titel baron toegekend.
Hij huwde 14 Mei 1774 Theodora Anna Wilhelmina van Pabst, geb. 21 Juli 1751, overl. 12 Juli 1785, en voor de 2e maal 8 Febr. 1791 Suzanna Elisa Lewe van Aduard, geb. 13 Dec. 1761, overl. 23 Mrt. 1806. Beide huwelijken waren kinderloos.
Zijn portret is gegraveerd door R. Vinkeles, en komt voor in het 12e Vervolg op de Vaderlandsche geschiedenis van J. Wagenaar.
Ramaer