[Zillesen, Frédéric Corneille]
ZILLESEN (Frédéric Corneille), geb. te Middelburg 15 Jan. 1808, overl. te 's Gravenhage 23 Oct. 1889, was de zoon van Dr. W.J. Zillesen (dl. V, kol. 1174) en Constance Hélène Frédérique Hageman. Hij werd 1 Jan. 1824 adelborst 2e, 1 Juli 1825 adelborst 1e klasse, 1 Apr. 1831 luitenant ter zee 2e klasse, nadat hij reeds 1 Aug. 1827 buitengewoon luitenant ter zee geworden was. Hij was van 1827 tot 1830 in Nederlandsch Oost-Indië, werd 1 Mei 1828 op het wachtschip Euridice en 1 Oct. d.a.v. op de korvet Komeet geplaatst. In Sept. 1830 met Koopman in Nederland teruggekeerd, voeren zij dadelijk de Schelde op. In Dec. 1832 werden zij, na de vernieling hunner schepen op bevel van Koopman, als krijgsgevangenen naar Frankrijk gevoerd. 2 Febr. 1833 werd hij benoemd tot ridder 4e kl. d. Militaire Willemsorde.
Met Ingang van 31 Jan. 1836 werd hij op zijn verzoek eervol uit den zeedienst ontslagen. Hij vestigde zich toen te Amsterdam, waar hij zich associeerde met A. de Kock tot het drijven van een commissariaat in verzekering.
Hij werd 1 Mei 1845 lid van het bestuur van het genootschap Natura artis magistra. Hij had daar een moeilijken werkkring, waarin hij veel goed gedaan heeft. Hij was van 1861 tot 1871 voorzitter en nam toen ontslag.
Hij werd door de concessionarissen van de Nederlandsche Rijnspoorwegmaatschappij 15 Juli 1845 benoemd tot een harer directeuren en nam in hetzelfde jaar van den waarnemenden hoofdingenieur van der Kun (dl. II, kol. 738) de lijn Amsterdam - Utrecht over.
In 1856 werd hij benoemd tot vice-president van het bestuur van genoemde spoorwegmaatschappij, maar hij nam die benoeming niet aan. Wel nam hij het volgend jaar die van thesaurier aan. Hij bleef dit tot zijn ontslag als directeur, dat hem 30 Juni 1883 op zijn verzoek verleend werd. Tegelijk werd hij benoemd tot honorair directeur met zitting in de directievergaderingen en bevoegdheid daarin te adviseeren, en met behoud van zijn vast salaris en van vrij vervoer op de lijnen.
Hij was in 1848 president van de Amstelsociëteit.
Hij stichtte met twee anderen de vereeniging het Metalen kruis, waarvan hij lang bestuurslid was.
Hij was een voor dien tijd geavanceerd liberaal en richtte in 1867 met drie anderen de kiesvereeniging ‘Burgerplicht’ op, waarvan de bedoeling was, een tegenwicht te vormen tegen ‘de Grondwet’, welke toen de eenige liberale kiesvereeniging was en van welke men vond, dat zij te conservatieve neigingen had. Na eenige jaren was hij van oordeel, dat dit een leerschool voor advocaten geworden was, hetgeen niet met zijn bedoeling strookte, waarna hij ontslag nam als bestuurslid.
Na het overlijden van Sarphati (dl. VI, kol. 1216)