worden tot aankoop van obligatiën en voor de andere helft om in de behoefte aan gereed geld tegemoet te komen. Het was dus iets dergelijks als het zoo geroemde plan van van Hall van 1844, alleen werd het geld niet vrijwillig, maar door de schuldeischers van den staat gedwongen opgebracht en daardoor was er geen stok achter de deur noodig. Het plan werd om advies in handen eener commissie van 12 leden gesteld, die Jan. 1800 adviseerden, het ter zijde te leggen als ruïneus, onuitvoerlijk en hersenschimmig.
Omstreeks 1800 ging hij te Rotterdam wonen.
Zillesen heeft veel geschreven over waterstaat, geschiedenis des vaderlands en financiën. C.L. Vitringa is van oordeel, dat zijn geschiedenis der Nederlanden van weinig waarde is. De biografische woordenboeken noemen hem partijdig, iets dat bij een warm Patriot vanzelf spreekt. In werkelijkheid is deze partijdigheid volstrekt zoo groot niet; op blz. 167 van zijn Geschiedenis der Vereenigde Nederlanden zegt hij zeer juist over hetgeen op 22 Jan. 1798 geschiedde: ‘Daarop viel de hamerslag van het vernietigen van een bezworen reglement, vernietiging van alle gewestelijke souvereiniteiten, stedelijke of andere regeeringen, dezelve veranderende tot intermediaire of administrative bestuuren, zonder eerst het volk daarin te kennen; en nogthans juichte het volk der tribune over deze daad van geweld.’
Dit geschiedboek is er meer een van geheel Europa dan van Nederland, en over hetgeen in de Nationale vergaderingen heeft plaats gehad, wordt weinig medegedeeld.
Dat zijn werk door sommigen op prijs gesteld werd, blijkt intusschen uit zijn benoeming in 1783 tot lid van de Hollandsche maatschappij der wetenschappen te Haarlem en in 1823, dus op zeer hoogen leeftijd, van het Bataafsch genootschap der proefondervindelijke wijsbegeerte te Rotterdam, en verder daaruit, dat hij in 1775 met goud bekroond werd door genoemde haarlemsche maatschappij voor de beantwoording eener prijsvraag, door haar uitgeschreven.
Hij schreef: Antwoord op een prijsvraag, uitgeschreven door de Hollandsche maatschappij der wetenschappen (Haarl. 1775), later uitgewerkt tot: Onderzoek naar de oorzaaken van de opkomst, het verval en herstel der Vereenigde Nederlanden (Utr. 1781-84) 6 dln., waarvan het eerste tot titel heeft: Onderzoek enz. (als boven) der voornaamste oude en hedendaagsche volken; Welmeenende raad aan mijn vaderland (Dordr. 1785); De eer van het patriotismus der zeven vereenigde gewesten verdedigd, onder den pseudoniem Philaletus Batavus (Duinkerken 1792); Ontwerp hoedanig der Bataven één en onverdeeld gemeenebestbestuur, langs grondbeginselen van de regten der menschheid, vrijheid, gelijkheid en broederschap dient ingerigt te zijn, welk soort belastingen er behooren ingevoerd te worden (Leiden 1795); Wijsgeerig onderzoek wegens Neerlands opkomst, bloei en welvaard, het daarop gevolgd verval en wat de nog overgebleven middelen van herstel zijn (Amst. 1795); Vrije gedagten of aanmerkingen van het ingeleverde ontwerp der constitutie ter Nationale Vergadering (Leiden 1796); Aanmerkingen op het Leydsche ontwerp der gewapende korpsen in Holland (Haarl. 1796); Geschiedenis der Vereenigde Nederlanden van 1793 tot 1798 (den Haag 1798-1803) 6 dln.; Beschrijving van den watersnood van 't jaar MDCCXCIX (Amst. 1800); Wiskundig berekend plan, hoedanig 's lands oude obligatiën, met meer dan dubbele prijswaarde, door eenige toelage van geld, te verwisselen
zouden zijn (Leiden 1814); Wijsgeerige staathuishoudkunde, bijzonder voor het