dam bij Jacobus Thompson). Zoowel in 1787 toen de Patriotten door de
Oranjegezinden werden teruggedreven, als in 1795 toen de Franschen zegevierend ons land binnentrokken, behoorde Witbols tot de leidende personen van het openbare, politieke leven. Zijn welsprekende taal klonk in clubs, leesgezelschappen en wijkvergaderingen tegen de gebreken en zwakheden van den bestaanden regeeringsvorm, zijn gehoor aanzettend tot teekenen van volks-petitionnementen, welke den ondergang beoogden van het wankelende Huis van Oranje. Doch toen, met behulp eener buitenlandsche macht, de staatsgreep van 1787 mislukte, nam Witbols, die gevaar duchtte voor zijn leven of vreesde voor gevangenschap, in allerijl de wijk naar Brabant, waar hij zich schuil hield. In 1789 keerde hij naar Holland terug.
In Jan. 1796 werd Witbols door het kiesdistrict Bodegraven als afgevaardigde gekozen ter Nationale Vergadering. Aan de samenstelling der Constitutie heeft hij als lid der commissie een werkzaam aandeel gehad. Zijn staatkundige ideeën gingen zonder omwegen in de richting der unitarissen. In zijn oog waren de Oranjegezinden gevaarlijk voor de publieke rust.
Als afgevaardigde kwam Witbols, ondanks zijn vrij hooge levensjaren, trouw ter vergadering en verscheen daar, naar eigen getuigenis, ‘niet om den nationalen tijd vruchteloos te verspillen’, noch ‘om sierlijke en welsprekende betoogen te houden’, doch om zijn vaderland te redden, waarvoor hij ‘zijn laatste druppelen bloeds’ en ‘al zijn bestaande vermogens’ veil had. Geen grooter vrees kende hij dan door of in zijn optreden ontrouw te zijn aan het volk, dat hem had afgevaardigd en liever wilde hij zijn borst laten doorsteken dan de belangen des volks verwaarloozen. Want voor het volk en voor zijn vaderland arbeidde hij ‘dag en nacht’ en met trots getuigde hij dat de Natie ‘geen vlekjen’ op ‘zijn vaderlandsche deugd’ zou ontdekken.
Den 16en April 1798 werd Witbols gekozen tot voorzitter van de Nationale Vergadering, en toen sinds Mei 1798 de souvereiniteit des volks werd uitgeoefend door een Vertegenwoordigend Lichaam, dat in een Tweede en een Eerste Kamer was verdeeld, kreeg Witbols een mandaat als lid van de Eerste Kamer. Bij den staatsgreep van 12 Juni 1798 werd ook hij in civiele gijzeling gesteld. De 15e Dec. 1798 was de dag ‘der algemeene vergeving van alle bedreven staatsmisdaden’: allen, die, om welke reden ook, in hechtenis waren, werden op vrije voeten gesteld. Witbols verliet zijn vaderland en nam te Bocholt zijn intrek waarschijnlijk ‘in dem Pastorat in der Realschulstrasse’ een gebouw dat nog bestaat.
Zie: Bijdr. bisd. Haarlem XLV, 1-53.
van der Loos