[Walraven, Diederik Adriaan]
WALRAVEN (Diederik Adriaan), geb. 27 Febr. 1732 te Zwolle, overl. 5 Juli 1804 te Amsterdam, zoon van Joannes W. en Gosuina ten Gelde.
Hij studeerde te Groningen o.a. onder Schroeder en verdedigde in 1752 een Diss. de voto Jephtae. Daarna werd hij predikant te Randwijk, waar hij den later beroemd geworden Scheidius onderricht gaf in de beginselen der oostersche talen. Vervolgens werd hij predikant te Warmond en later te Elburg. Op 18 October 1779 aanvaardde hij het hoogleeraarsambt aan het athenaeum te Amsterdam met een Oratio de Linguarum et Antiquitatum Orientalium studio inter generosae mentis et praestantis ingenii juvenes nostris praesertim temporibus magis magisque promovendo. In 1785 werd hij ook hoogleeraar in de hermeneutiek. Hierbij hield hij een Oratio de hermeneutica sacra cum Linguarum Orientalium studiis copulanda. In hetzelfde jaar zag hij zijn werkkring uitgebreid met het ambt van prediker van het athenaeum, terwijl hij in 1800 nog Inspector Scholarum werd. Hij was in zijn tijd om zijn geleerdheid zeer beroemd; in geschrifte heeft hij echter tot de kennis der oostersche letteren niet bijgedragen. Alleen wordt vermeld, dat hij aanteekeningen maakte op het woordenboek van Golius.
Zijn portret, geschilderd door G. van Rooyen, bevindt zich in de universiteit van Amsterdam; er bestaat ook een gegraveerd portret door Th. Koningh.
Zie: Memoria Diderici Adriani Walraven auctore Henrico Constantino Cras accedit Henrici Hana Prolusio Scholastica (1804), ook in het Hollandsch: Lijkrede op Diederik Adriaan Walraven; J. Nat, De studie van de Oostersche talen in Nederland in de 18e en de 19e eeuw (1929), 81.
Nat