[Vettewinkel, Hendrik]
VETTEWINKEL (Hendrik), geb. te Amsterdam 20 Oct. 1809, overl. aldaar 8 Mei 1878, kunstschilder. De naam van zijn geslacht is afkomstig van een aldus geheeten boerenerf gelegen in Salland en wel in de buurschap Hengeveld onder Wijhe (Register van het Hoofdgeld, kerspel Wijhe, 1723, Staten-Archief Overijssel). Zijn grootvader was te Amsterdam als scheepstimmerman gevestigd. Ook zijn vader Dirk Vettewinkel oefende hetzelfde ambacht uit, maar vestigde zich later als huis- en scheepsschilder, in welk vak hij ook zijn zoon opleidde. Zijn moeder heette Claartje Elisabeth Thewes. Reeds op jeugdigen leeftijd beoefende Hendrik in zijn vrije uren de schilderkunst; in het bijzonder schilderde hij haven-, strand- en zeegezichten. In 1834 behaalde hij bij de Maatschappij ‘Felix Meritis’ de zilveren medaille voor het geschilderd moderne beeld en in 1836 voor het geteekend academiebeeld, benevens een medaille voor een voorstelling van ‘Jan Steen en zijne huisvrouw’. Zijn niet onverdienstelijk werk trof men omstreeks 1840 veel aan op tentoonstellingen, zoowel in Holland als in Duitschland. Vele zijner teekeningen bevinden zich in het Teyler-Museum te Haarlem; het Gem. Archief te Amsterdam bezit van hem een teekening, voorstellende een wintergezicht, genomen van de Nieuwe brug te Haarlem (omstr. 1835). Hij signeerde zijn werk: H.V.
In 1851 of 1852 vestigde hij zich in zijn geboorteplaats zelfstandig als scheepsschilder en verffabrikant en werd zoodoende de grondlegger der thans nog bestaande fa. H. Vettewinkel & Zonen te Amsterdam, fabrieken van vernissen en verfwaren.
Hij was gehuwd met Neeltje Duinker.
Van zijn hand verscheen nog: Handleiding tot het verkrijgen van de kennis en het doelmatig gebruik van lakken, vernissen, enz. voor huisschilders (Amsterdam 1858).
Zie: J. Immerzeel Jr., De levens en werken der Hollandsche en Vlaamsche kunstschilders III (1842), 190; A. von Wurzbach, Niederländisches Künstler-Lexikon II, 786.
Wijnman