arrondissement benoemd. Nadat de fransche troepen afgetrokken waren, was hij, die den tijd van het beleg te 's Hertogenbosch gebleven was, weder voor een ambt beschikbaar en werd hij 15 Febr. 1814 benoemd tot waarnemend commissaris in het arrondissement Breda.
Hij was een der notabelen, die 29 Apr. 1814 tegen de grondwet stemden uit religieuze bezwaren; zij werd met 448 tegen 26 stemmen aangenomen.
Op 29 Aug. d.a.v. werd hij benoemd tot griffier der Staten van Noord-Brabant. Hij is dit tot zijn dood gebleven en is de hootdambtenaar, die deze betrekking het langst heeft waargenomen. Kort voor zijn overlijden heeft een der leden van Gedeputeerde staten, G. Buysen, zijn dienst eenige maanden waargenomen.
Hij werd in 1831 in den adelstand verheven.
Hij huwde 26 Nov. 1815 Sophia Maria Jacoba Josepha de Roy van Zuydewijn, geb. 23 Jan. 1791, overl. 21 Mei 1868, bij wie hij 4 zonen en 2 dochters had. Een der zonen is J.B.A.J.M. Verheijen (dl. IV, kol. 1378).
Ramaer