uitvaren. Dit is wel de reden geweest, dat hij zoo dikwijls van standplaats veranderde. 1638 woonde hij in bij den pastoor te Leiden en zorgde voor de Katholieken van Koudekerk, Hazerswoude en Groenendijk. Daarna werd hij pastoor te Kuilenburg. Hier werd hij omstreeks 1655 of 56 beboet en verbannen, omdat, toen de St. Barbarakerk op het feest van de H. Drievuldigheid door den bliksem was getroffen, hij openlijk beweerde, dat dit een rechtmatige straf was. De predikant had namelijk gedreigd niet meer in die kerk te willen prediken, als de afbeelding der H. Drievuldigheid niet eerst was verwijderd. Lang hoopte hij nog te Kuilenburg weer te keeren, doch dat gelukte niet. Hij was nu werkzaam te Muiden, doch liep een gevangenisstraf op wegens zijn optreden te Abcoude tegen een aldaar verblijvenden pater Recollect. Als priester te Muiden werd hem 1658 door de vroedschap een verblijf van twee maanden te Utrecht toegestaan. 1659-60 was hij in bezit eener kapelanie te Huissen. 1662 had hij deze weder afgestaan.
April 1663 was pastoor Verhaer naar Zwolle bij den pastoor Wayer gezonden om de priesters aldaar en bijzonder te Kampen bij te staan, en te vervangen. Hij was bestemd geweest om pastoor Th. Slachman te Kampen, overl. 13 Sept. 1662, op te volgen, doch niettegenstaande de aartspriester Wayer en de vicarius Joh. Neercassel persoonlijk te Kampen alles in het werk stelden om Jac. Verhaer tot pastoor te doen aannemen, werd hij door den invloed van den pater Minderbroeder-Recollect geweigerd. Nuwerd hij pastoor te Amsterdam in de plaats van pastoor Willem Bax, overleden 21 Juli 1664. Tijdens een zijner preeken te Amsterdam wees hij op een rijk gekleed persoon zeggende: Het ware beter, dat hij eerst zijn schulden betaalde voordat hij zoo rijk uitgedoscht in het heiligdom verschijnt. Hij gaf een bundel uitgelezen meditatiën in druk uit in het Nederlandsch. De Batavia Sacra noemt noch den titel noch jaar of plaats van uitgave. Bij Foppensen Paquot zoekt men te vergeefs.
De tweelingbroeders van Jac. Verhaer, Jan en Gijsbert, waren eveneens priester. Jan was pastoor te Leuth-St. Lambert en landdeken van Kriekenbeek, toen bisdom van Roermond, nu dekenaat Geldern.
Gijsbert, eerst pastoor in Warbeijen, onnauwkeurig door Bat. Sacra II, 411 vicaris genoemd in ‘Mulbracht’, was 1651-77 pastoor in Crommeniedijk, waar hij dat laatste jaar 12 Dec. overleed. Hij had er vele moeilijkheden met de erfgenamen van zijn voorganger, Petrus Bobbeldijck (Bijdr. bisd. Haarlem IV, 443.)
Zie: Bijdr. bisdom Haarlem I, 264, 426, 428, XVII, 176, XIX, 47; Archief aartsb. Utrecht II, 446, X, 183, 191, 203, XI, 89, XII, 203, XXV, 361-367, XXVI, 174, XLVI, 285, L, 270; Batavia Sacra II, 157, 269, 278, 410; De Katholiek LXI (1872) 245, 251.
Fruytier