van 1636 tot 1672 vinden wy hem daar. Zijn beide zonen, Willem en Adriaen deed hij te Amsterdam in de leer bij schilders, zij werden later ook schilders. Reeds in 1639 ging W.v.d.V. Sr., die vóór dien tijd dus reeds blijken van zijn talent moet gegeven hebben, met Tromp mee in den slag van Duinkerken om er afbeeldingen van den zeeslag te maken. Later vooral in de oorlogen tegen Engeland, 1653, 1665, 1666, en 1672, tegen Zweden in 1658, trok hij eveneens met de vloot mee en teekende er. Uit 1666 is er nog een bevel van M.A de Ruyter bewaard, waarbij aan schipper Govert Pietersz. opgedragen werd den scheepsteekenaar Willem v.d. Velde aan boord te nemen en hem te brengen bij de vloot, waar hij wilde, om te teekenen. Ook te lande was hij overal te vinden, waar schepen gebouwd en ingericht werden; uit al dat heen en weer trekken, uit den omgang, dien hij wegens zijn werk met het scheepsvolk moet gehad hebben, kunnen wij afleiden, dat hij een onrustige natuur moet gehad hebben; en uit de notarieele acte van 23 Dec. 1651 wegens zijn slechten levenswandel in verband met een vrouw en uit het feit, dat zijn eigen vrouw meermalen over haar man klaagde en het samenleven met hem zeer moeilijk vond, blijkt, dat zijn leven niet al te degelijk was. In 1662 werd dan ook de echtscheiding uitgesproken, maar ook daarna waren er nog dikwijls moeilijkheden met zijn vrouw, die een winkel hield. Of van de Velde gevangen genomen is door de Engelschen of dat de verhouding tot zijn vrouw er misschien ook de aanleiding toe was, in ieder geval heeft W. aan het einde van 1672 of in het begin van 1673 zich in Engeland gevestigd en is niet meer naar zijn vaderland teruggekeerd. Hij ging in Engeland in den dienst van Karel II en zijn admiralen en later in dien van Jacobus II over en werd (reeds in 1673 had hij zeeslagen aan de engelsche zijde meegemaakt en geteekend) in 1674 met zijn zoon Willem officieel benoemd tot teekenaar van zeeslagen met een jaargeld van 100
pond. Later, na het sluiten van den vrede, waren het meer vredelievende voorstellingen, als het bezoek van den Koning aan de vloot, die van de V. weergaf. Hij moet tot op hoogen leeftijd zelf dit alles meegemaakt hebben, zooals zijn afbeeldingen ons bewijzen. Bij dit alles, vooral bij de schilderijen door v.d.V. op hoogen leeftijd gemaakt, werd hij steeds door zijn zoon Willem geholpen. Den 16. Dec. 1693 werd hij in de kerk S. James te Londen begraven.
Veel van zijn werken bevinden zich thans in engelsche kasteelen, zij zijn grootendeels van na 1672, toen hij in Engeland woonde. Op al zijn stukken, langwerpig op hout of linnen, zijn met groote liefde takelage, patrijspoorten, spiegels met fraai snijwerk, masten, waaiende vlaggen en wapperende zeilen, touwen enz. afgebeeld. Hij vatte den zeeslag, dien hij af te beelden had, voornamelijk op als een stuk geschiedenis; met de aesthetische ontwikkeling van het zeestuk als zoodanig heeft dit weinig te maken en het uitbeelden van de groote vlakke of bewogen watervlakte, of de lucht, de lichteffecten op zeilen enz. lag niet in W.'s lijn.
Zijn gegraveerd portret, zonder naam van graveur, komt voor in Walpole, Anecdotes of painting II, 522.
Zie: A.v. Wurzbach, Niederl. Künstlerlexikon II, (1910), 755; K. Zoege v. Manteuffel. Die Künstlerfamilie van de Velde (Bielefeld u. Leipzig 1927); aant. door E.W. Moes, afd. schilders in Rijks Prentenkabinet te Amsterdam.
J.M. Blok