weer in leen. Zijn echtgenoote, een zuster van hertog Reinald van Gelder, vrouwe van Susteren, kreeg deze heerlijkheid, zoo lang zij leefde als huwelijksgoed, wat 26 April 1276 door haar broeder bevestigd werd. In 1277 trad Walram toe tot het verbond der nederrijnsche vorsten tegen Siegfried van Westerburg, aartsbisschop van Keulen. Het jaar daarna trok hij met Willem IV graaf van Gulik op tegen de stad Aken, die Siegfrieds zijde had gekozen; omstreeks 1279 werd hij door keizer Rudolf tot ondervoogd van Aken benoemd. Eenige jaren later werd hij zijns ondanks gemengd in den strijd om het hertogdom Limburg; de vijandelijkheden duurden met eenige onderbrekingen voort van 1283 tot 1288. Vooral het land van Valkenburg had het erg te verduren. Walram strekte uit weerwraak zijn strooptochten uit tot zelfs onder de wallen van Maastricht en nam een groot aantal van de Maastrichtenaars, die onder hun schout Jan van Millen een uitval deden, gevangen. Toen de hertog van Brabant met een sterke troepenmacht onder aanvoering van den heer van Hoogstraten naar Maastricht trok, moesten de Valkenburgers zich echter terugtrekken. Eenigen tijd later sloeg Walram het beleg voor het kasteel van Wittem, het lukte hem echter niet het in te nemen. Hij onderscheidde zich door zijn heldenmoed in den slag van Woeringen (5 Juni 1288). In 1297 had hij de partij gekozen van graaf Gui van Vlaanderen, tegen koning Philips den Schoone van Frankrijk en was met Gui's zoon Robert aanvoerder der bezetting van het belegerde Rijssel, bij welke belegering hij uitblonk door zijn dapperheid. 28 Mei 1273 droeg Walram het patronaatsrecht der kerk van Oirsbeek over aan den proost, priorin en klooster van Houthem-Sint Gerlach; 20 Sept. 1293 legde hij, met Willem abt van Praemonstreit, de verklaring af, dat ten gevolge van gebrek aan onderhoud, het aantal nonnen te St. Gerlach op dertig moest worden teruggebracht. Ook werd op zijn verzoek in 1281 de kerk van Valkenburg, die tot dan toe aan de kerk
van Schin-op-Geul onderhoorig was geweest, door den bisschop van Luik tot parochiekerk verheven. Zijn echtgenoote Philippa van Gelder, erfgename van Susteren, schonk hem de volgende kinderen: Dirk (3) (zie artikel); Elisabeth, gehuwd met Simon van Sponheim, en Jan, heer van Born (dat hij in 1320 kocht van zijn neef Arnold van Stein) en van Sittard en Susteren (in 1337 of 1338 gekocht van zijn neef Dirk IV), hij overleed 1356 en was gehuwd met Maria, erfgename van Herpen en Ravestein, en daarna met Catharina van Virnenburg, weduwe van Jan van Heinsberg, heer van Dalenbroeck.
Zie: S.P. Ernst, Histoire de Limbourg V, 272-290; E. Franquinet, De heerlijkheid Valkenburg in De Nedermaas (April 1926), 104-106; Jos. Habets, Houthem-Sint Gerlach en het adellijk vrouwenstift aldaar in Publ. de la soc. hist. et arch. dans le duché de Limbourg VI (1869), 190, 213-216; dez., Bijdragen tot de geschiedenis van de voormalige stad Susteren en van de adellijke vrouwenabdij Sint Salvator aldaar in dezelfde Publ., 445, 448-49, 541-542; E.J. Thomassen à Thuessink van der Hoop, De Heeren van Valkenberg en hun wapen, 3, 11-15; J.J. de Wit en A.J.A. Flament, De vorming der heerschappijen op het grondgebied in Limburg in Publ. de la soc. hist. et arch. dans le Limbourg XLVII (1911), 30; T. van der Laars, Wapens vlaggen en zegels van Nederland, 81-82.
Verzijl