jaar komt hij voor als getuige met zijn broeder Dirk en Jan van Valkenburg, heer van Born en Sittard. 17 Dec. 1344 vergezelde hij graaf Willem IV van Holland op een tocht naar Oost-Pruisen, waar hij de duitsche ridders te hulp kwam in hun strijd tegen de heidensche Littauwers; in 1345, Woensdag na St. Tiburtiusdag (April) schonk hij met zijn echtgenoote moergrond te Deurlicht bij Roosendaal aan de abdij van Middelburg. In 1346 was hij een der gasten van koning Eduard III van Engeland en nam hij deel aan het vermaarde reigersfeest, waar hij zich uit pocherij met een barbaarschen en goddeloozen eed bezoedelde. 19 Juli 1346 volgde hij zijn breeder Dirk IV als heer van Valkenburg enz. op, was een bondgenoot van den koning van Engeland in diens strijd tegen den koning van Frankrijk en onderscheidde zich o.a. in den slag van Crécy (27 Aug. 1346). De koning van Engeland had hem 30 April van dat jaar een jaargeld van honderd pond toegekend. 21 Dec. 1346 bekrachtigde hij de verklaring van zijn broeder Dirk IV in zake het opnemen van jonkvrouwen in het stift te Houthem St. Gerlach; schonk in 1347 de heerlijkheid Schinnen aan Mathilde van Gelder en nam van zijn zwager Hartrad van Schoenecken een aantal kasteelen in pand van 5.000 gouden schilden. 27 Mei 1350 nam hij de abdij van Heinsberg in zijn bescherming; 30 Nov. 1351 trad hij toe tot den bond gesloten tusschen den hertog van Brabant, den aartsbisschop van Keulen en de stad Aken om het land te zuiveren van de rooverbenden, die overal rondzwierven en de openbare wegen onveilig maakten. Aangezien zijn huwelijk met Joanna van Voorne, vrouwe van Bergen op Zoom, die in 1349 overleed, kinderloos was gebleven, volgde zijn zuster Philippa hem in de heerlijkheid Valkenburg op, terwijl Bergen op Zoom aan Hendrik van Bautershem kwam, die hiermede 24 Aug. 1352 door den hertog van Brabant werd beleend.
Zie: G.C.A. Juten, Jan van Valkenburg, heer van Bergen op Zoom in Maasgouw (1921), 73-75 en de daar aangehaalde bronnen; W. Goossens, Jan van Valkenburg en het reigersfeest in Maasgouw (1922), 70; Egidius Slanghen, Bijdragen tot de geschiedenis van het tegenwoordig hertogdom Limburg (1865), 9; W. van Gouthoeven, D'oude chronycke ende Historien van Holland etc. (1620), 87 en 144; S.P. Ernst, Histoire de Limbourg V, 311-312; E. Franquinet, De heerlijkheid Valkenburg in De Nedermaas (Mei 1926), 118; J.J. de Wit en A.J.A. Flament, De vorming der heerschappijen op het grondgebied in Limburg in Publ. de la soc. hist. et arch. dans le Limbourg XLVII (1911), 38-39; Jos, Habets, Houthem-St. Gerlach en het adellijk vrouwenstift aldaar in Publ. de la soc. hist. et arch. dans le duché de Limbourg VI (1867), 185, 188, 217-218; T. van der Laars, Wapens, vlaggen en zegels van Nederland, 82.
Verzijl