Noord-Holland ingedeeld. Bij zijn aftreden in 1847 verzocht hij niet weer in aanmerking te komen en werd hij 1 Juni van dat jaar vervangen.
Hij was verontwaardigd over de vele aanvallen, die, somtijds met, somtijds zonder grond, op zijn oom, den minister, (die voorgaat) gedaan werden. Hij schreef om die aanvallen te wederleggen in 1835 een brochure, waarin hij hem en het geheele ministerie verdedigde. De eerste druk kwam anoniem, de tweede met zijn naam uit.
Op 4 Juni 1845 deed een fotograaf, die meende zich over hem als president te beklagen te hebben, een aanslag op zijn leven, die gelukkig goed afliep.
Zijn oom had nooit van adel willen worden en daarom deed hij daarvoor ook geen moeite, maar in het jaar van diens overlijden, 1837, verkreeg hij zijn opneming in den adel van Holland. Hij erfde de heerlijkheid Goudriaan in hetzelfde jaar van dien oom en noemde zich sedert daarnaar.
Hij huwde 5 Jan. 1810 Wilhelmina Eva Christina Hahn, dochter van Mr. J.G.H. Hahn (dl. VIII, kol. 666), geb. 10 Aug. 1787, overl. 7 Apr. 1864, bij wie hij 2 zonen had, G.F., die voorgaat, en J.G.H., die volgt.
Ramaer