[Snavels, Lubbe]
SNAVELS (Lubbe), ook, maar misschien minder juist, Lubbe Swaves genoemd. Zij werd geboren te Zwolle en was de eenige dochter van een schepen aldaar. Op de zwolsche parochieschool der Sint Michielskerk, waarvan Johannes Cele rector was, leerde zij Latijn. Zij verlangde non te worden, ging op jeugdigen leeftijd naar het klooster te Diepenveen en werd er 26 Juni 1418 ingekleed. Daar kreeg zij weldra in de kloosterschool naast Otto Pooten (dl. VI, kol. 1149), den priester, die onderricht gaf in de latijnsche grammatica, ook aan haar, de betrekking van ‘ondermeestersche’ of ‘schoolmeestersche’, welke zij tot haar dood bleef vervullen. Zij was een van de geleerdste diepenveensche zusters. Bovendien was zij zeer devoot, soms op eigenaardige wijze: zij had vele heiligen die zij dagelijks vereerde, inzonderheid Maria, op wier dag, den Zaterdag, zij zich geregeld een vrijwillig stilzwijgen oplegde; en dikwijls lag zij in het koor zóó diep nedergestrekt en ineengekropen, ‘als of sie onsen lieven heren inden schoet wolde crupen’. Na een kortstondige ongesteldheid overleed zij 29 Dec. 1450.
Te Stralen bij Venlo berust in handschrift een niet volledig latijnsch Oud Testament, bestaande uit twee bij elkander gebonden deelen (het eerste werd voltooid in 1450, het tweede in 1453), oorspronkelijk met miniaturen versierd doch die er later gedeeltelijk zijn uitgesneden. Het handschrift is geschreven door een non uit het klooster te Diepenveen. W. Moll en K.O. Meinsma denken aan Lubbe Swaves. Deze echter - dezelfde als Lubbe Snavels - stierf in het jaar waarin het eerste deel voltooid werd, terwijl tevens aangaande haar enkel opgeteekend staat dat zij zich bezighield, behalve met het bakken van ‘ostien broet’ (paaschbrood, ouwels voor de hostiën), met het binden en ‘corrieren’ (corrigeeren) van boeken; derhalve niet met het ‘vercieren’ (miniatuur-schilderen) daarvan, gelijk A. Matthaeus in de door hem uitgegeven en hieronder aangehaalde Vita verkeerdelijk gelezen heeft.
Zie: A. Matthaeus, Vita Elisabethae van Heenvliet (achter zijn Anonymi chronicon ducum Brabantiae, Lugd. Bat. 1707), 228, 250-251, 253- 254; W. Moll, Kerkgesch. van Nederland vóór de hervorming II, 3de st. (Utr. 1869), 190, verg. II, 2de st. (Arnh. 1867), 211 aant. 3; J.G. van Slee, De kloostervereeniging van Windesheim (Leid. 1874), 135, 308; J.G.R. Acquoy. Het klooster