[Snoeck, Dr. Aegidius]
SNOECK (Dr. Aegidius), geb. waarschijnlijk omstreeks 1595, overl. vóór 5 Juli 1646, Hij werd na volbrachte studiën benoemd tot medicijnmeester der O.I.C., in welke functie hem opgedragen was het examineeren van de candidaten voor de betrekking van scheepsdokter. Ook zij, die verklaarden door gebreken, in den dienst verkregen, voor hun werk ongeschikt te zijn geworden en dus volgens het reglement recht op schadeloosstelling konden doen gelden, moesten zich aan zijn geneeskundig onderzoek onderwerpen. Het was een ambt dat jaarlijks een 5 à 6 honderd gld. opbracht. In zijn tijd stond hij als een kundig medicus aangeschreven. Toen op instigatie van Nicolaas Tulp (dl. III, kol. 1250) een allen apothekers voorgeschreven pharmacopoea was samengesteld, werd hij dadelijk tot lid van het Collegium medicum benoemd, dat belast was met het toezicht op de naleving van dit voorschrift. Als velen van zun collega's heeft hij zitting gehad in eenige lagere rechtbanken. Van 1630-33 was hij commissaris van kleine zaken, een in 1598 ingesteld rechts college, in den volksmond dat der ‘vredemakers’ geheeten. Van 1633-37 was hij ook met den post van rekenmeester belast (een soort stedelijke rekenkamer, sedert 1654 uit drie leden bestaand). Hij is de eerste en laatste van zijn geslacht geweest, wiens naam op de regeeringslijsten voorkomt.
Hij was de eerste onderzoeker, die zich heeft bezig gehouden met het voor de scheepvaart, en vooral in den zeilschiptijd, allergewichtigste probleem van het destilleeren van zoet drinkwater uit zeewater. De kamer van Amsterdam der O.I. Comp. stond dezen geneesheer bij resolutie van 22 Oct. 1620 toe, om proeven te nemen aan boord van hel schip ‘Gouda’, nadat hij die aan land zou hebben gedaan, zooals nader 2 Nov. 1620 besloten werd. De resultaten werden zeer voldoende geacht, zoodat 29 Aug. 1624 besloten werd met Dr. Snoeck ‘over sijne inventie te accordeeren’. Wat de reden is geweest, dat dit zoetwaterdistilleeren toen toch niet werd ingevoerd, is niet bekend geworden. Men vergelijke hierover: G.F. Pop. De geneeskunde bij het Nederl. Zeewezen in Geneesk. Tijdsch. v.d. Zeemagt, jaarg. V, VI en VII (1866-68), in herdruk door L.S.A.M. von Römer bezorgd (Batavia 1922), bl. 227.
Hij was gehuwd met Wijntje van Bronckhorst eveneens tot een notabele familie behoorend; enkelen harer bloedverwanten waren lid van ondergeschikte regeeringscolleges; later werd een Mr. Vincent van Br. schepen (1664) en raad (1667).
Dr. Snoeck heeft behoord tot hen, die in 1628 het verzoekschrift onderteekenden om vrije godsdienstoefening voor de Remonstranten te verkrijgen. Een strikt bewijs dat hij zelf Remonstrant was is dit niet. Zijn vrouw behoorde wel tot een remonstrantsche familie. Hun dochter Maria, gehuwd met Hans Bontemantel (dl. VIII, kol. 175), trad 25 Mei 1647 tot de Rem. gemeente toe.
Zie: Kernkamp, De regeering van Amsterdam (1897); Wagenaar, Amsterdam I; aanteekeningen van J.C.E. Bartelds.
Kossmann