in zijn Analecta III, p. 633-645. Aangezien dit kroniekje echter als laatste jaartal 1421 noemt, lijkt het waarschijnlijker, dat wij hier met een volgende generatie te doen hebben. Uit het kroniekje, waarin de schrijver zichzelf noemt, is op te maken, dat hij tusschen 1386 en 1395 getrouwd is, terwijl v. Hattum, Gesch. der Stad Zwolle I, p. 318 (1767) een vertaalde bul van paus Martinus V van 4 Juli 1418 afdrukt, waaruit blijkt, dat Snavel destijds in het zwolsche stadsbestuur zat. Het belang van het kroniekje, dat uit 76 z.g. leoninische verzen bestaat, is gelegen in het feit, dat, afgezien van een plaats in het Chronieon Tielense (ten onrechte op 1309 in plaats van op 1349 gesteld) S. ons de eenige aanwijzing geeft, dat de pest-epidemie uit de jaren 1348-51, de z.g. Zwarte Dood, ook hier te lande met heftige Joden-vervolging gepaard is gegaan. Zijn latijnsch chronogram op het jaar 1349 meldt, dat eind Aug. te Zwolle de Joden gedood en tegelijk verbrand zijn ‘stellig uit liefde tot God’.
Zie: Romein, Nd.-Nederl. Geschiedschr. i.d. Middeleeuwen, no. 47.
Romein