[Schoonhoven, Nicolaas Bertholdsz. van]
SCHOONHOVEN (Nicolaas Bertholdsz. van). Na te Parijs den graad van meester in de vrije kunsten (‘magister artium’) verworven te hebben, werd hij daar lector, volgens een andere mededeeling: hoogleeraar in de theologie. Later zeide hij het leven in de wereld vaarwel en ontmoeten wij hem als kloosterling te Windesheim; zijn inkleeding tot regulier kanunnik had plaats op Allerheiligen van het jaar 1402. Hij werd toen een streng asceet: door overdreven vasten en nachtwaken en door het voortdurend bepeinzen van de hooge godsdienstwaarheden had hij zich naar lichaam en ziel geheel uitgeput en verviel hij eindelijk tot ongeneeslijke krankzinnigheid.
Zie: Kerkhist. archief II (Amst. 1859), 164; W. Moll, Kerkgesch. van Ned. vóór de hervor-