werd het grondbezit der familie bijna verdubbeld. In het voorjaar van 1667 kwam nog door koop voor 7700 franken de kleine heerlijkheid Hinsbeck erbij. Den 2. Apr. 1674 had de beleening met de heerlijkheid Leuth plaats. Ter installatie van hun nieuwen heer moesten meerdere ingezetenen van dit oord op bevel van de rekenkamer te Roermond zich naar deze stad begeven, daar deze handeling wegens den gevaarlijken oorlogstijd te Leuth niet kon plaats vinden. Wist hij zich van den eenen kant groote voordeelen uit de verhoudingen te verschaffen, van den anderen kant brachten de onrustige tijden voor zijn in de provincie Limburg gelegen bezittingen (Schaesberg en Lichtenberg) groote zorgen. Toen 30 Juni 1673 Maastricht voor de Franschen had moeten kapituleeren, en hierdoor de weg naar het noorden voor dezen vrij was geworden, werden ook in de schaesbergsche bezittingen alle voorzorgen genomen om den vijand het hoofd te bieden of wel niet zonder strijd in zijn handen te vallen. Zijn gemalin Maria Florentina vluchtte met haar dochtertje Elisabeth Godefrida 19 Oot. 1673 naar Venlo. Zij bleef daar vijf dagen en keerde daarna, nadat 23 Oct. prins Willem III met een leger van 26000 man tot, verdediging van Venlo verscheen en den Franschen tegenstand bood, en dezen spoedig tot den terugtocht werden gedwongen, naar Krickenbeck terug. Wolfgang Willem leed groote geldelijke verliezen, doordat de Franschen het in de nabijheid van Maastricht gelegen goed en slot Lichtenberg bemachtigd hadden. Het schoone gebouw op een heuvel aan de Maas gelegen zoowel als het omliggende land werden verwoest en van 1672-78 gingen alle inkomsten van deze bezitting verloren. Den 20. Mei 1675 had Wolfgang Willem zich met zijn gemalin in de broederschap van de orde der Augustijner Eremieten laten opnemen. Den 20. Juli 1678 maakten de echtgenooten hun testament, in hetwelk zij o.a. de bepaling opnamen, dat zij hun laatste rustplaats wenschten te hebben in de parochiekerk te Hinsbeck. Uit hun
huwelijk sproten twee kinderen: Johan Frederik Willem Bernard (die voorgaat) en Elisabeth Godefrida, overl. te Merödtgen 10 Apr. 1733, huwde te Allner 6 Febr. 1697 Johan Bertram baron Scheikart van Merode heer van Allner (geb. 11 Oct. 1669, overl. in 1699) en hertrouwde 21 Nov. 1700 met Hendrik Lodewijk baron van Burscheidt-Bullesheim.
Zie: Ernst Tode, Chronik der Retersbeck-Schaesberg (Görlitz 1918), 74-83, 103; Louis baron de Crassier, Suceeasion généalogique des seigneurs de Lichtenberg lez Maestricht in Publ. de la soc. hist. et arch. dans le duché de Limbourg XXXII (1895), 254; Leopold Henrichs und Johann Finken, Geschichte der Stadt Viersen, 37; Alphabetische lijst der edelen, die sedert 1555 ter bijwoning van de vergaderingen der Staten van het Overkwartier beschreven werden in Maasgouw (1881), 551; over de dochter ook: E. Richardson, Geschichte der Familie Merode I (Praag 1877), 136, II (Praag 1881), 404.
Verzijl