[Schaesberg, Willem heer van en tot (1)]
SCHAESBERG (Willem heer van en tot), (1), eigenlijk van Retersbeeck genaamd v. Schaesberg, in oorkonden vermeld 1411-25, zoon van Willem van Retersbeeck (vgl. kol. 855). Hij erfde omstreeks 1411 het stamhuis Schaesberg en de heerlijkheid van dien naam van zijn zwager Johan van Schaesberg. In een keulschen vrijgeleidebrief van dat jaar noemae hij zich voor het eerst Retersbeeck, anders gen. van Schaefsberg. De familienaam Retersbeeck verdwijnt bij hem reeds tusschen 1415 en 1418. In 1415, na den dood van den hertog van Brabant, werd een verbond gesloten, waardoor de landen van Overmaas met Brabant werden vereenigd. Als getuigen zegelden o.a. ook Willem van Roedenbeeck, die men heet van Schaesberg en Lenart van Roedenbeeck (denkelijk uit de linie Nuth). In 1418 (op Goeden Vrijdag), gaf hij als leenheer (d.i. stadhouder der leenen) namens den hertog van Brabant aan Arnold van Echt, als voogd van diens echtgenoote Marie, de goederen Gen Hout bij Doenrade ter leen. In 1423 den 9 Maart wordt hij als voogd zijner vrouw Catharina, dochter van Arnold van Heere, schepen van Maastricht, genoemd, in welke oorkonde Arnold voorn. van den deken en het kapittel der O.L.V. kerk aldaar wegens bewezen diensten een cijns op een bunder land ontving. Willem van S. wordt daarin genoemd Willem van Retersbeecke anders genaamd van Schoetsberch. Het laatst vinden wij hem vermeld als medebezegelaar van een oorkonde van het jaar 1425, in welke Arnold van Bensenrade, wapenknaap, aan zijn broeder Butz van Bensenrade en diens erven zijn erfgoed te Boelsbeeck met zijn toebehoor verkocht voor 320 rijnsche goudgulden. Hij was gehuwd met Catharina, dochter van Arnold van Heere, schepen van Maastricht, uit welk huwelijk verschillende kinderen sproten, o.a. Frederik (1) (die voorgaat) en Willem (2) (die volgt).
Zie: Ernst Tode, Chronik der Retersbeck-Schaesberg (Görlitz 1918), 30-32; Fahne, Kölnisch, Jülich. u. Bergische Geschlechter; Copie der Chroniek van Gangelt op het rijksarchief te Maastricht; Jos. Habets, Geschiedenis van het Leenhof en de Leenen van Valkenburg, 393-394; G.D. Franquinet, Oorkonden en bescheiden van het kapittel der O.L.V. Kerk te Maastricht, I, 139, 192; Publ. de la soe. hist. et arch. dans le duché de Limbourg XXI (1884), 202; Egidius Slanghen, Het markgraafschap Hoensbroeck (Maastricht 1859), 260-261.
Verzijl