dochter van Arnold van Wachtendonck, raad van den keurvorst van Keulen en ambtman van Kempen, en van Anna Salome van Holthuysen, erfvrouwe van Krickenbeck. Zij bracht hem ten huwelijk mede het adellijk huis en ridderzetel Broeck, gelegen in het kerkspel Wanckum met zeven hofsteden, en het adellijk huis en goed Krickenbeck met zes hoeven. 31 Mei 1625 werd hij tot drost van het ambt Krickenbeck benoemd. Hij werd beschreven ter bijwoning van de vergaderingen der Staten van het Overkwartier te Roermond, wegens het huis Broek te Wankum en het huis Kriekenbeek (Krickenbeck) te Hinsbeek (Hinsbeck) op 31 Mei 1625-1656.
In 1631 werd hij als geheimraad van den paltsgraaf Willem Wolfgang naar het kerkspel Hückeswagen afgevaardigd, om daar een godsdienstigen opstand te bedwingen. 2 Dec. 1633 werd hij met de hoeve de Kaekert onder Schaesberg beleend. In 1635 kwam hij in het volle bezit van de heerlijkheid en het huis van Mertzenich (in het ambt Aldenhoven), waarmede hij reeds 18 Maart 1631 was beleend en waar hij in 1637 met zijn gemalin Ferdinanda de huldiging der onderdanen in ontvangst nam en den eed van trouw zwoer. In 1635 reeds trachtte de paltsgraaf Willem Wolfgang de landen Kerpen en Lommersum neutraal te maken en onderhandelde hierover (1632-44) met het spaansche gouvernement, om deze door het hertogdom Gulik ingesloten heerlijkheid door koop of pandschap in zijn bezit te brengen. Johan Frederik van Schaesberg kreeg van hem opdracht naar het leger van den stadhouder Frederik Hendrik, dat voor Maastricht lag, te reizen, om in dezen zin de onderhandelingen te voeren. Den 3. Oct. 1637 werd hij, door tusschenkomst van hertog Willem Wolfgang, door keizer Ferdinand III in den erfelijken vrijheeren- of baronnenstand verheven. Genoemde hertog stelde hem ook aan als president van de hertogelijke hofkamer te Düsseldorf en als drost van het ambt Dahlen. 1 Dec. 1644 werd hij landhofmeester van het hertogdom Gulik, terwijl de ridderschap van Gulik hem tot hun president benoemde. Het oude stamhuis Schaesberg liet hij geheel verbouwen en uitbreiden. De groote voorburcht en de gebouwen voor het landbouwbedrijf dateeren van 1650 zooals blijkt uit een gedenksteen met het volgende opschrift:
Joannes FreDer ICVs Me fIerI
IVsslt. PaX VtrIqVe. IpsIqVe ReqVIes.
Nadat zijn gemalin 22 Aug. 1646 te Walbeck overleden was, hertrouwde hij 10 Sept. 1647 in alle stilte te Düsseldorf met Maria van Heimbach genaamd Hoen tot Loevenich, weduwe van Dirk van der Horst. Zij overleed 9 Mei 1662 en hij hertrouwde 10 Juli 1663 met Isabella Clara barones van Blankart, vrijvrouw tot Altorff. In 1671 werd hij te Brüggen ernstig ziek. In zijn testament schonk hij voor den bouw en dotatie eener kerk te Schaesberg de som van 1900 rijksdaalders en bepaaIde, dat na zijn dood 1000 zielenmissen zouden gelezen worden, tot welker betaling hij zijn erven verplichtte. Buitendien stichtte hij voor zich en zijn drie overleden gemalinnen in de kerk der Kruisheeren te Brüggen een jaargetijde voor 400 rijksdaalders. Uit zijn huwelijk met Ferdinanda van Wachtendonck werden acht kinderen geboren, o.a.: Anna Salome (geb. 31 Maart 1626, overl. 11 Dec. 1677), huwde 19 Oct. 1652 met Godfried van Steinen tot Leerbach, heer van Scherven, raad van den vorst van Palts-Neuburg, raad, kamerheer, hofmeester, voormalig overste luitenant van het hertogelijke lijfregiment, ambtman te Misenlohe, (overl. te Düsseldorf in 1675); Frederik Arnold