[Sassen, Mr. Napoleon Franciscus Carolus Josephus]
SASSEN (Mr. Napoleon Franciscus Carolus Josephus), geb. te Hedal 20 Aug. 1811, overl. te 's Hertogenbosch 25 Jan. 1876, was de zoon van Leonardus Antonius Sassen en Johanna de Klein.
Hij studeerde aan een zuid-nederlandsche universiteit. Hij zette zich na volbrachte studiën in 1830 als advocaat te 's Hertogenbosch neder en verkreeg spoedig een groote praktijk. Zijn geheele leven is hij advocaat gebleven.
Hij behoorde tot die Roomsch-Katholieken, die van oordeel waren, dat aansluiting aan de liberale partij, welke na 1820 in de noordelijke gewesten steeds meer veld won, in hun belang was. Langzamerhand kwam hij geheel in het liberale vaarwater. Hij richtte in het laatst van 1847 met eenige andere vooruitstrevenden de kiesvereeniging tevens sociëteit ‘Unie, vrijheid, openbaarheid en orde’ op, die van 1848 tot 1866 in de geheele Meierij van 's Hertogenbosch alle verkiezingen beheerschte. Hij was daarvan de eerste voorzitter.
Op 5 Oct. 1848, dus nog onder het beperkte kiesrecht, werd hij tot lid van den raad der stad 's Hertogenbosch gekozen. Hij bleef dit na de herziening der gemeentewet in 1851. Op 3 Sept. 1850 werd hij tot lid der Provinciale staten van Noord-Brabant voor het kiesdistrict 's Hertogenbosch gekozen. Zijn medeleden kozen hem 12 Juli 1853 tot lid der Eerste Kamer ter vervanging van den Protestant B. Verhey van den Bogaard. Dit was een manifestatie tegen de Aprilbeweging.
Sassen was gedurende de 18 jaren van zijn lidmaatschap steeds een zeer gewaardeerde steun van Thorbecke. Zelfs was hij somtijds Thorbeckiaanscher dan deze zelf, zooals bleek uit de stemming over de begrooting van Koloniën van Uhlenbeck (dl. IV, kol. 1349), dien Thorbecke wel wilde loozen; Sassen was een der 4 leden, die voor de begrooting stemden.
Hij hield 28 Mei 1861 een warme rede ten voordeele van de rechterlijke organisatie, door minister Godefroi (dl. IV, kol. 661) voorgesteld. Het wetsontwerp werd aangenomen maar men heeft jaren lang gedraald met de invoering, tot het in 1870, toen minister van Lilaar het wilde invoeren, voorgoed van de baan gekomen is.
Toen in 1866 de districten van de Tweede Kamer 's Hertogenbosch en Tilburg van liberaal clericaal werden, had Sassen in het kleinere district 's Hertogenbosch, waarin de leden der Prov. staten gekozen werden, nog zooveel invloed, dat 11 Juni 1867 zijn zoon Mr. A.H. Sassen, oud 26 jaren, aldaar tot lid gekozen werd.
Op 15 Sept. 1870 stemde hij in tegenstelling met hetgeen de liberale Roomsch-Katholieken Guljé, Cornelis en van der Maesen in de Tweede Kamer gedaan hadden, tegen de door den liberalen Roomsch-Katholiek van Lilaar voorgestelde afschaffing van de doodstraf, die met 20 tegen 18 stemmen werd aangenomen. Deze daad redde hem niet, want toen hij met ingang van Sept. 1871 als lid der Eerste Kamer aftrad, werd hij 11 Juli te voren niet herkozen.
Hij was van velen de vertrouwensman, o.a.