[Sandberg, jhr. Mr. Albertus]
SANDBERG (jhr. Mr. Albertus), geb. te Zwolle 1 Dec. 1768, overl. aldaar 6 Mrt. 1843, was de oudste zoon van Mr. R. Sandberg (die volgt) en J.M. Hasselaar. In geen der registers van de nederlandsche universiteiten staat hij vermeld en ook is er van hem geen promotie bekend, maar steeds wordt hij Mr. genoemd. Hij werd 19 Juli 1805 met ingang van 1 Aug. d.a.v. door den raadpensionaris Schimmelpenninck benoemd tot lid van den raad van Financiën van het departement Overijsel, waartoe ook Drente behoorde. Hij bleef dit tot koning Lodewijk de departementen op fransche wijze organiseerde; hij werd toen bij diens besluit van 8 Mei 1807 benoemd tot een der 6 assessoren van den landdrost van het departement Overijsel, waarvan Drente nu geen deel meer uitmaakte. Op 19 Mei 1811, toen de besturen der 7 tot het koninkrijk Holland behoord hebbende departementen vanwege Napoleon georganiseerd werden, werd Sandberg membre du conseil préfectoral van het departement Bouches de l'Issel, dat nagenoeg met Overijsel overeenkwam.
Na de bevrijding, toen de departementen voorloopig dezelfde bleven, werd hij 8 Jan. 1814 benoemd tot raad bij het generaal commissariaat van de monden van den IJsel. Toen eindelijk de grondwet tot stand was gekomen. werd hij bij Souverein besluit van 29 Aug. 1814 als vertegenwoordiger van de eigenerfden in Overijsel benoemd tot lid der Provinciale staten van die provincie, en bij dat van 23 Sept. d.a.v. tevens tot lid van haar Gedeputeerde staten. De vroegere betrekkingen sedert 1807 waren gelijk aan die van lid van Gedeputeerden. Op 7 Juli 1825 mocht van de 3 leden der Gedeputeerde staten, die periodiek aftraden, slechts één herkozen worden, daar ingevolge het nieuwe reglement het aantal leden van 9 tot 7 teruggebracht moest worden; Sandberg was de herkozene.
In dezen tijd vallen de benoemingen van zijn 9 jaren jongeren broeder, S.J. Sandberg van Essenburg, die toen zeker vrij wat minder ervaring dan hij had. Deze werd eerst commissaris in het arrondissement Zwolle, maar toen het bleek, dat men in Noord-Nederland in het algemeen deze soort ambtenaren (vroeger sous-préfets geheeten) overbodig en kostbaar achtte, wist men voor hem geen andere betrekking te vinden dan lid der Tweede Kamer. Zeker zou A. Sandberg dit hebben kunnen worden, daar hij even bekwaam als zijn broeder was, maar hij was toen te veel aan zijn provincie gehecht om een andere betrekking te wenschen.
Toen zijn broeder, die door zijn werkkracht een zeer gunstigen indruk in de Kamer gemaakt had, zoodat hij zelfs twee jaren voorzitter geweest was, tot Gouverneur van Luik benoemd was, achtten de overijselsche Staten den tijd gekomen, A.