hem constateeren. De St. Bavokerk te Haarlem is tal van malen door hem geschilderd o.a. in 1630 (vroeger in de verz. Six), in 1634 (Mus. te Glasgow), in 1635 (te Moritzburg in St. Gallen) en deze is ook door hem meermalen geteekend; ook de Nieuwe kerk heeft hij meermalen afgebeeld (1652-53). Voor het boek van S. Ampzing over Haarlem in 1628 ontwierp hij eenige gezichten in Haarlem, door J.v.d. Velde gegraveerd; deze schrijver vertelt ons ook een en ander over S. Vooral de afbeelding van de St. Bavo met het marktgewoel er voor is van belang. In 1636 heeft hij verscheidene utrechtsche kerken meermalen geteekend en geschilderd, ook later o.a. in 1638 en 1650, in 1663 naar een teekening van 1656, in 1660 en 1663; In 1632, 1633 en 1641 teekende hij kerken enz. te Amsterdam; in 1633 en 1649 de kerk te Assendelft, in 1644 en 1655 te Rhenen, in 1632 te 's Hertogenbosch en 1661 te Alkmaar.
S. was de belangrijkste architectuurschilder in de eerste helft der 17de eeuw; zijn werken zijn in een grauwe tint gehouden, vooral zijn latere werken, terwijl tot 1635 of 1640 meer het bruin heerscht, het malvarood van 1635-55 en hardere kleuren ong. 1660; zij geven gewoonlijk zóó de kerken weer, dat de arcaden van het middenschip parallel loopen met de schilderijlijst, zoodat we als het ware midden in de kerk verplaatst worden. Door de machtige pijlers op den voorgrond, van boven afgesneden bij het kapiteel, komt de plaats van den toeschouwer ook goed tot uitdrukking, de bovenverdieping is nog niet te zien. Op zijn teekeningen wordt dikwijls het oogpunt aangegeven en ook dikwijls op welke hoogte het oogpunt zich boven den bodem bevindt. Zijn figuren weet hij zeer goed langs de wanden te verdeelen, sommige plaatst hij ver weg, in tegenstelling met de Vlamingen, die de figuren over het architectuurschilderij verstrooien. S. heeft grauw als hoofdkleur, dikwijls met blauwe schaduwen, de bruin-gele kleur der wapenschilden en de houtconstructie van koorafsluiting enz. treden op den voorgrond, de figuren hebben, kleur. Het geheel in breed formaat wordt verdeeld in verticale en horizontale strepen; rustig doen de groote vlakken aan, schoon is de verhouding; alles plaatst S. rechthoekig en rechtstandig in zijn kerken en voor het eerst komt bij hem voor, dat de pijlers zich aan den rand bevinden, dicht bij den toeschouwer om als het ware den achtergrond te doen wijken.
Van zijn teekeningen zijn er een groot aantal bewaard gebleven, de meeste zijn kerken, vooral interieurs, waarop nauwkeurig is aangeteekend, wanneer (maand, dag en jaar) hij ze teekende; het zijn aquarellen. Uit zijn vroegen tijd kennen we een reeks van landschappen uit de omgeving van Haarlem wellicht, waarvan de collectie Beckerath te Berlijn een groot aantal bevatte, die zich nu in het Prentenkabinet aldaar bevinden.
Onder S.'s werken komen meermalen kerken uit Rome voor en toch is S. daar niet geweest. S. bediende zich hierbij van teekeningen door den 16e-eeuwschen Maarten van Heemskerk, van wien twee schetsboeken in S.'s bezit waren en waarvan er één intact bleef tot de verkooping v.d. Willighen in 1874. Reeds hadden de onderzoekers S. Muller en prof. Six aangetoond, dat S. niet natuurgetrouw de kerken schilderde en op een teekening in het Britsch Museum komt door een schrijven achter op een teekening uit, dat S. wel eens het een en ander in zoo'n kerk er bij fantaseerde. S. zegt nl. daarin zelf, dat hij in de teekening, voorstellende de St. Bavo te Haarlem, een graftombe teekende, die er in werke-