[Risseeuw, Johannes Egberts]
RISSEEUW (Johannes Egberts), Deze familie, uit Frankrijk afkomstig, was lang in Zeeuwsch Vlaanderen gevestigd; de naam is volgens G.P. Roos, Woordenboek van Zeeuwsch Vlaanderen (1874) verbasterd van Rossiaux. Johannes Egberts R. werd geb. te Oostburg 7 Jan. 1798, overl. 20 Jan. 1869, zoon van Jacobus R. (geb. 1772, overl. 1849, maire te Oostburg, ridder van het legioen van eer, enz.) en Johanna Wilhelmina Tak (geb. 1768 te Groede, overl. 1826).
Na zijn opleiding aan het lyceum te Gent ontvangen te hebben, was hij van 1810-1813 op het registratiekantoor te Oostburg; daarna studeerde hij te Leiden en promoveerde daar in 1817 op een dissertatie: Questiones quaedam varii argumenti. Hij vestigde zich als advocaat te Oostburg, werd in 1827 notaris te Zuidzande en in 1830 te Oostburg. In datzelfde jaar werd hij, toen het vierde district van Zeeland door de Belgen bedreigd werd, 2e luitenant en commandant van het ordonnancekorps, bekend als de jagers van Ledel. Voor deze diensten werd hij in November 1831 met de Militaire Willemsorde beloond. In 1839 kreeg hij zijn ontslag als notaris en van 1854-1858 was hij lid der Staten van Zeeland. In Sept. 1818 huwde hij met Wilhelmina Johanna Luteijn, geb. te Middelburg 1796, overl. 1846; in 1849 met Levina Johanna Janssen, geb. te Axel 1824; deze hertrouwde als weduwe met Felix Louis Benteijn.
Van hem verschenen: Acht Nutsverhandelingen (Oostburg 1870), uitgegeven door J.H. van Dale met een levensbericht. Hij schreef voorts verschillende pleitredenen, meest over eigendom van schouwen; artikelen in de Bijdragen van Janssen en Van Dale, Cadsandria, Navorscher,