[Rhemen Van Rhemenshuizen, Mr. Cornelis Herman baron van]
RHEMEN VAN RHEMENSHUIZEN (Mr. Cornelis Herman baron van), geb. te Dieren 28 Sept. 1811, overl. te Brummen 11 Febr. 1880, was de zoon van Mr. Alexander baron v.R.v.R., die voorgaat, en Sophia Dina baronesse van Leyden. Hij werd als student te Leiden ingeschreven 27 Aug. 1831 en verwierf het diploma van meester in de rechten 7 Dec. 1833 op een dissertatie Quibus pacta mercatoria impugnantur. Hij werd 26 Nov. 1837 benoemd tot burgemeester van Apeldoorn en werd 1 Juni 1839 door de ridderschap van Gelderland gekozen tot lid der Staten van die provincie. Zijn medeleden kozen hem 7 Juli 1842 tot lid van Gedeputeerde staten (waarvoor hij ontslag verkreeg als burgemeester) en dit zou hij gebleven zijn, als niet zijn zwager W.A. baron Schimmelpenninck van der Oye 22 Sept. 1847 tot gouverneur der provincie Gelderland benoemd was. Daar deze als voorzitter, tevens lid, van dat college niet tegelijk met hem zitting mocht hebben, moest van Rhemen bij de eerste aftreding afvallen. Dit geschiedde toen nieuwe Staten ingevolge de provinciale wet gekozen moesten worden. Nu werd hij 28 Sept. 1850 door de Staten tot lid der Eerste Kamer gekozen. Hij bleef dit tot zijn overlijden.
Hij was conservatief, zooals o.a. daaruit bleek, dat hij 15 Sept. 1870 tegen de afschaffing der doodstraf stemde. Toch rekende hij zich 4 Apr. 1870 tot de liberalen, althans hij zeide een hatelijkheid tegen de ontbindingen der Tweede Kamer van Heemskerk en de proclamatiën met gekleurden rand.
Op 28 Sept. 1852 werd hij tot burgemeester van Brummen, waar hij in 1840 op den huize de Rees was gaan wonen, benoemd. Op 8 Juni 1867 werd hij als zoodanig op zijn verzoek eervol ontslagen.
Hij huwde 5 Juni 1834 Jacoba Elisabeth baronesse van Tuyll van Serooskerken, geb. 26 Mei 1815, overl. 22 Aug. 1878. Zij kwam om toen zij den spoorweg bij Brummen langs een onbewaakten overweg wilde oversteken. Hij had bij haar 2 zonen en 3 dochters.
Ramaer