[Rau, Sebald]
RAU (Sebald), geb. te Herborn in Duitschland omstr. 1724 (verschillende geboortejaren worden opgegeven), overl. te Utrecht 10 Jan. 1818, zoon van Johann Eberhard Rau, hoogleeraar te Herborn, eerst in de oostersche talen, daarna in de theologie en philosophie, en van Augusta Catharina Hamel.
Reeds vroeg werd zijn aandacht gevestigd op den roem der nederlandsche oriëntalisten. In zijn geboorteplaats kwam hij in aanraking met Jan Jacob Schultens, die daar in dien tijd hoogleeraar was. Op raad van diens vader, den beroemden Albert Schultens, maakte hij een studiereis naar Nederland. In 1749 werd hij lector in de oostersche talen aan de universiteit te Utrecht, in 1750 buitengewoon en in 1752 gewoon hoogleeraar in hetzelfde vak, terwijl hij in 1756, bij den dood van Mill, ook de hebreeuwsche antiquiteiten te doceeren kreeg. In 1771 werd hij ook theologiae typicae et exegeticae professor. Hij heeft zijn ambt vervuld tot 1810, toen hij wegens hoogen ouderdom aftrad.
Rau kan genoemd worden onder de beste vertegenwoordigers van de oostersche studie hier te lande in de 18de eeuw. Van zijn tijdgenooten, de Schultensen, onderscheidt hij zich hierin, dat zijn studierichting minder eenzijdig linguistisch en meer historisch is. Hij sluit meer aan bij zijn duitschen tijdgenoot J.D. Michaelis. Zijn inzichten leert men het best kennen uit een redevoering, die hij op 2 Apr. 1770 bij het einde van