kirchen genaamd Nijvenheim, op 25 Sept. 1833, werd hij eerst waarnemend, daarna definitief hoofdschout ook van dat district.
Beide betrekkingen nam hij tot zijn overlijden waar. Een bewijs, dat hij in de Kamer zeer geacht was, is dat hij in Oct. 1831 als eerste op de voordracht zijner medeleden voor voorzitter geplaatst werd. Hij verzocht den Koning, wegens zijn gezondheid van een benoeming verschoond te blijven en dit geschiedde.
Zijn vader en daardoor hij werd in 1814 in de ridderschap van Gelderland opgenomen en hem werd in 1822 de titel baron toegekend.
Hij huwde 7 Juli 1790 Stephania van Randwijck, geb. 6 Mrt. 1767, overl. 15 Dec. 1823, bij wie hij 2 zonen en 4 dochters had.
Ramaer