1644, p. 71 seq.). Van 1431 tot 1432 was hij prior te Groenendaal. Een weinig later werd hij biechtvader van het windesheimsche vrouwenklooster Barberendaal (‘Domus Vallis Sanctae Barbarae’) te Tienen (Tirlemont) en bleef zulks dertien jaren; in die jaren liet hij aldaar een nieuwe kerk bouwen. Daarop ontmoeten wij hem als eenvoudig regulier kanunnik in Rooklooster en te Zevenborren. In 1454 werd hij ten tweeden male tot prior te Zevenborren gekozen; het volgende jaar legde de ongeveer drie-en-zeventigjarige het prioraat neer. Hij overleed in het zevenen-tachtigste jaar zijns levens. Groote liefde bezat hij voor klooster en kloostercel, gelijk trouwens het geval was met allen die tot de congregatie van Windesheim behoorden. Zoo had hij op de deur zijner cel te Zevenborren dit vierregelig versje geplaatst:
Haec cupit Henricus, cultorum pacis amicus, Ut fans rumores, stet foris ante fores.
Nec cellam pacis conturbet lingua loquacis, Hicque vomat nullos subdola lingua dolos.
Henricus Pomerius is een verdienstelijk geschiedschrijver geweest, tevens een vruchtbaar stichtelijk auteur. Een lijst zijner talrijke geschriften wordt ons medegedeeld, behalve door L. Alvin in de Documents iconographiques et typographiques de la bibliothèque royale de Belgique, série I, livraison no. 1 (Brux. 1864), p. 5, door A. van Renterghem in het hieronder aangehaalde artikel. Van zijn geschiedkundige geschriften komt in aanmerking een werkje aangaande het klooster te Groenendaal (zie boven), getiteld: Opusculum de origine monasterii Viridis Vallis et de quibusdam viris illustribus eiusdem, in drie boeken verdeeld, van welke het eerste handelt over de wording en de vroegste bewoners van het convent, het tweede over Jon. Ruysbroeck, het derde over Jan van Leeu wen, ‘den goeden kok van Groenendaal’, zooals hij gewoonlijk genoemd wordt. Het werkje werd volgens manuscr. no. 2926-2928 der Koninklijke bibliotheek te Brussel uitgegeven in de Analecta Bollandiana, tom. IV (1885), waar ook een uitgave voorkomt van den Planctus super obitu fratris Joannis de Speculo (van denzelfden schrijver). Het Opusculum bestaat nog in een ander handschrift der brusselsche bibliotheek en in een handschrift te Utrecht. Van het utrechtsche handschr. (no. 311 der codices manu scripti in de universiteitsbibliotheek) werd een gedeelte (lib. II, cap. 8-10) afgedrukt in het Archief voor kerkelijke geschiedenis, inzonderheid van Nederland VIII (Leid. 1837), 362-364. Hier volgen de titels van enkele stichtelijke geschriften: Scutum veritatis; Speculum caritatis; Spiritualis donatus super Pater noster; Explanatio salutationis angelicae; Dialogus inter animam et hominem de passione Domini;
Promptuarium spiritualium meditationum; De vera pace ad D. Egidium de Berlare canonicum; en Spirituale pomerium, cum figuris. Wat het laatste geschrift betreft, het eenige daarvan bestaande exemplaar dagteekent uit het jaar 1440 en berust onder manuscr. no. 12070 in meergemelde bibliotheek te Brussel. Spirituale pomerium, de ‘Geestelijke boomgaard’, omvat twaalf hoofdstukken. Het zijn niet anders dan twaalf vrome overdenkingen, voor elk uur van den dag één overdenking, waarin de devote ziel onderricht wordt, hoe zij zich dagelijks heeft te oefenen ten einde de weldaden Gods overal en altijd te erkennen. ‘Alzoo’, zegt de auteur, ‘kan men op ieder uur de vrucht van mijn boomgaard plukken’. Op het papier zijn afzonderlijk bevestigd, niet gedrukt, houtsneeprentjes ter grootte van meer dan een