Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 9
(1933)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 793]
| |
Omstreeks 1586 werd hij benoemd als eerste gereformeerde predikant te Aartswoud boven Hoorn, welke standplaats hij in 1591 verwisselde met Westwoud en Binnenwijzend, tusschen Hoorn en Enkhuizen. In 1602 werd hij beroepen te Purmerend, in welke stad hij tot zijn dood in bediening bleef; in 1620 werd zijn taak verlicht door de benoeming van een tweeden predikant naast hem, Josua de la Cave (dl. VII, kol. 288). Als predikant nam hij een vooraanstaande positie in onder zijn collega's, dikwijls werd hij tot afgevaardigde benoemd naar de provinciale synoden, was hij lid van commissies van onderzoek enz. In 1617 werd hij door zijn gemeenteleden herhaaldelijk beschuldigd van onzuiverheid in de leer, waartegen hij zich evenwel krachtig verzette. In dl. I, kol. 45 komt hij abusievelijk voor onder den naam Carolus Agricola (2); vermoedelijk heeft hier een verwarring plaats gevonden met den rijnsburger predikant Carolus Agricola (1), die korten tijd voorganger was te Hoorn. Carel Pletersz huwde eerst (omstr. 1597) met Anna Jansdr, daarna (8 Nov. 1609) met Maritje Jansdr, een dochter van Jan Willemsz, sinds 1613 secretaris van Purmerend. Uit het eerste huwelijk werd o.a. Pieter Carelsz geboren, die in later jaren den naam Fabritius (zie art. in dit dl.) aannam en de vader werd van de beroemde schilders Carel en Barent Fabritius (dl. VIII, kol. 525). Zie: Acta der Prov. en Particuliere Synoden, uitg. door J. Reitsma en J.D. van Veen, I (1892), 230, 332 enz. (zie reg. in voce); H.F. Wijnman, De schilder Carel Fabritius (1622-54) in Oud-Holland XLVIII (1931), 101 e.v. Wijnman |
|