van zijn bisdom droeg hij de grootste zorg, zijn talrijke visitatiereizen zijn daarvan getuigen, ook de staatsche regeering hinderde hem niet in de uitoefening zijner bediening in de districten Grave en Nijmegen. Voornaam bezoek ontving d'Ongnies 1 Oct. 1705, toen de koningin-moeder van Denemarken Charlotte Amalia te Boermond kwam en bij hem het middagmaal gebruikte. In 1707 stond hij te Keulen den nuntius bij, toen deze Adam Damen wijdde tot aartsbisschop van Adrianopolis. In 1708 vertoefde hij aan het hof van den keurvorst van de Palts te Dusseldorf; op den dag van het herstel der oude ridderorde van St. Hubertus deed hij daar de pontificale Hoogmis. Aan den Jezuïet, Nicolaas Leclercq, droeg hij op een nauwkeurige kaart van zijn bisdom te maken. Deze beklom veel kerktorens, om van daar het land in kaart te brengen, of deze kaart echter ooit gedrukt is, konden wij niet achterhalen. Ofschoon d'Ongnies van hoog adellijke familie was, schijnt hij toch aan een chronisch gebrek aan geld geleden te hebben. Meermalen wendde hij zich tot den Paus om een tegemoetkoming te verkrijgen uit een of ander openstaand bisdom. Toen er eindelijk in 1709 een canonicaat openviel in de hoogadellijke stiftskerk van Thorn vroeg hij, in de meening, dat de Paus er de beschikking over had, dit voor zich aan. Het werd hem verlcend, maar er was een mededinger, Charles de Castillon, die daarmede niet tevreden was. Deze laatste was zelfs in het bezit van preces Imperiales. In 1716 liet hij beslag leggen op de inkomsten en de meubelen, die de bisschop te Thorn bezat. Ofschoon hij reeds 10 jaren het canonicaat bezeten had, werd hij gedwongen een overeenkomst met zijn mededinger aan te gaan en van zijn canonicaat af te zien, 13 Januari 1719. Na een leven van harden arbeid voelde d'Ongnies zijn krachten afnemen, daarom verzocht hij reeds in 1717 aan de oostenrijksche regeering, hem een coadjutor te willen toestaan in den persoon van den Minderbroeder Frans Sanguessa. Het verzoek
werd na veel heen en weer geschrijf (zie art. Sanguessa) eindelijk 1721 toegestaan. Het was, alsof d'Ongnies daarop gewacht had, om weg te kwijnen; nog een jaar ongeveer leefde hij teruggetrokken, hij stierf 9 April 1722 te Brussel, waar hij zich voor zaken bevond.
Zijn door een onbekend kunstenaar geschilderd portret bevindt zich in het Groot Seminarie te Roermond; zijn borstbeeld in marmer in de kathedraal te Roermond. Gegraveerde portretten door El. Chr. Heiss en Bern. Vogel, beiden naar Jo. Sitterich.
Zie: Habets, Gesch. v.h. bisdom Roermond.
Kleijntjens