reurs verdween in 1879, waarna de bestaande procurcurs vanzelf advocaat en procureur bij de rechtbank te Maastricht en het hof in den Bosch waren.
Eugène was een buitengewoon bekwaam jurist en verdediger, waarvan de faam uitging, dat hij ten slotte alle processen won. Maar zijn voortreffelijke verdediging van den pastoor-deken van St. Servaas te Maastricht F.X. Rutten, die op 27 Juli 1873 en andermaal op 23 Juli 1874 buiten gebouwen en besloten plaatsen processie had gehouden en deswege vervolgd werd, heeft in 1875 tot in de hoogste instantie vanzelfsprekend geen succes gehad. Het was voor het eerst dat overtredingen, zooals men het destijds noemde, van de wet van 10 Sept. 1853 voor een limburgsche vierschaar in behandeling kwamen. De verdediger heeft de stukken daaromtrent en zijn pleidooi gepubn'ceerd in De openbare godsdienstoefening buiten de gebouwen en besloten plaatsen volgens art. 167 al. 2 der G.W. van 1848 (Gulpen 1875).
De uitgave van de welbekende Nederlandsche pasicrisie, door Eugène en zijn broeder Leo in 1871 ondernomen, getuigt voorzeker van hun beider werkkracht en kunde. Het nuttig werk is na Eugène's dood voortgezet in 1886 door Leo voornoemd en diens neef Mr. August Savelberg, advocaat en procureur te Maastricht, later raadsheer in den H.R. der Nederlanden, en in 1894 door laatstgenoemde in samenwerking met Eugène's zoon Mr. Leopold Bernard Josef van Oppen, insgelijks advocaat en procureur te Maastricht, tegenwoordig burgemeester dezer stad, tot het 6e vervolg, verschenen in 1903. In hetzelfde jaar sloot laatstgenoemde de serie af met een Administratief gedeelte (eerst te Gulpen, dan te Heusden verschenen).
Een driedubbele misdaad, op 9 April 1885 ten huize van Eugène van Oppen gepleegd, herinneren wij ouderen ons nog met afgrijzen. Zekere Caesar Timmermans, koopman en winkelier te Heerlen, drong gewapend met revolver en dolk het kantoor der klerken, die in het middaguur naar huis waren, binnen, zag en verwonde er den oudsten zoon Mr. Antoine Ferdinand Eugène Hubert, eveneens advoeaat en procureur te Maastricht, 18 Nov. 1884 te Utrecht gepromoveerd. De door een schot getroffen jonge man is 14 April d.a.v. op ongeveer 22-jarigen leeftijd gestorven. Zie Mr. Eug. v. Oppen Jr. In Memoriam, door G. Jonckbloet S.J. (Gulpen 1885). De vader en de 19-jarige dochter Maria Elisabeth Johanna Hubertina, die op het hooren van het schot kwamen toegesneld, werden het 2e en 3e slachtoffer van den woesteling en stierven binnen het kwartier. Marie, die zich, om haar vader te redden, voor den dolk van den moordenaar wierp, smeekte in innige kinderliefde: Dood mij, maar spaar mijn vader!
Deken Rutten voornoemd, oud-leeraar van Rolduc, getuigde aan de groeve van Eugène Sr., dat deze als student te Rolduc reeds had uitgemunt, niet alleen door zijn uitstekende gaven, maar ook door zijn goed gedrag, zijn geloof en godsdienstzin, en dat Eugène ook in lateren tijd gebleven is, wat hij toenmaals was. Zie le courrier de la Meuse van 14 April.
De president van de rechtbank te Maastricht Mr. Bergers sprak in de zitting van 10 April als volgt: Door den gruwzamen moord zullen wij voortaan de voorlichting moeten missen van een uwer, die met recht een sieraad der maastrichtsche balie mocht genoemd worden en wiens buitengewone schranderheid, ongeëvenaarde werkkracht en uiterst nauwkeurige behandeling van zaken, niet