[Nijvenheim, Evert Jan van Neukirchen genaamd]
NIJVENHEIM (Evert Jan van Neukirchen genaamd), heer van Eck en Wiel (1771), Wadenoyen (1787-89) en de Voorst, geb. te Tiel 5 April 1736, overl. te Wiel 17 Juli 1812, zoon van Johan Gijsbert Ludolf Adriaan (die volgt) en Seyna Margaretha van Wijhe. Hij ging naar Oost-Indië, maakte daar fortuin, werd resident van Cheribon, kocht 13 Dec. 1771 de heerlijkheid Eck en Wiel van zijn moeder voor ƒ 60,000, keerde na 1772 uit Oost-Indië terug; werd geadmitteerd in de ridderschap van Nijmegen 25 Oct. 1777, was ambtsjonker en heemraad van Nederbetuwe. Daar hij evenals zijn vader een groot Patriot was, werd hij uit de ridderschap ontslagen en sinds 22 April 1788 niet meer verschreven; na 1795 was hij schepen van Nederbetuwe. Hij was in Oost-Indië gehuwd met Geertruida Margaretha Mom, dochter van Gerrit M., heer van Maurik en Groenestein, en van Ida Constantia Comans. (Deze Mom's behooren niet tot het adellijk geslacht van dien naam). Hij hertrouwde te Arnhem 10 Febr. 1778 Frédérique Christine Henriëtte Bentinck, geb. te Arnhem 17 Maart 1753, overl. ald. 27 Jan. 1822, dochter van Goossen Geurt B., heer van Aller, den Brieler en Berencamp, en van Wilhelmina Jeanne van Reede. Uit het eerste huwelijk drie jong gestorven kinderen. Uit het tweede: vijf dochters en een zoon Jan Gijsbert Ludolf Adriaan (die volgt).
Zie: W.J. d'Ablaing van Giessenburg, De ridderschap van Nijmegen, 426; Heraldieke Bibliotheek N.R. I (1879), 147-149, V (1883), 208-209; Mededeelingen van W.J.J.C. Bijleveld te Leiden, d.d. 23 Sept. 1930.
Verzijl