[Modderman, Mr. Antonius]
MODDERMAN (Mr. Antonius), geb. te Groningen 1 Apr. 1793, overl. aldaar 20 Nov. 1871, was de tweede zoon van Mr. T. Modderman (die volgt) en A. Forsten.
Hij werd 30 Dec. 1811 te Groningen als student ingeschreven en promoveerde aldaar 14 Mei 1817 op een dissertatie: De pauperibus.
Hij zette zich als advocaat te Hoogezand neder en werd in 1833 benoemd tot procureur bij de rechtbank van eersten aanleg te Groningen. Hij verhuisde toen daarheen. Van 15 Sept. 1839 tot zijn overlijden was hij dit bij de arrondissementsrechtbank aldaar.
Hij was als een zeer bekwaam rechtsgeleerde bekend. Op 1 Juni 1844 werd hij door den raad der stad Groningen tot lid der Staten van de provincie van dien naam gekozen. Deze kozen hem 9 Sept. 1848 tot lid der dubbele Tweede Kamer, belast met het beoordeelen van de ontwerpen voor de herziene grondwet.
Op 17 Sept. 1850 werd hij na invoering der provinciale wet in het kiesdistriot Groningen als lid der Staten herkozen, maar 24 Mei 1853 werd hij in het verkleinde district van dien naam niet herkozen.
Hij huwde 9 Juni 1817 Johanna Catharina de Ranitz, geb. 6 Oct. 1795, overl 7 Juli 1824, en 16 Dec. 1825 haar zuster Anna Hermanna de Ranitz, geb. 8 Mrt. 1799, overl. 23 Juni 1865. Bij de eerste had hij 2 zonen, bij de tweede 2 zonen en een dochter.
Van hem is uitgegeven: Iets ter nagedachtenis van H.T. Roskes, voorgedragen in de vergadering van de afdeeling der Maatschappij tot nut van 't algemeen op 16 Apr. 1845 (Gron. 1845); Bijdragen tot de huishoudkunde, in voorlezingen, meerendeels zamengesteld uit spreuken, spreekwijzen en spreekwoorden (Gron. 1852); levensbericht van H.A. Spandaw in de Levensberichten van de Maatsch. d. Ned. Lett. 1857, 117; Losse bladen uit mijne portefeuille, proza en poezy (Gron. 1866). Reeds in 1817 bezorgde hij te zamen met Spandaw den druk van zijn vaders Nagelaten gedichten.
Ramaer