[Mitzen, Carel Otho]
MITZEN (Carel Otho), geb. te Kuilenburg 31 Dec. 1700, overl. te Rotterdam 21 April 1747. Zijn vader, Georg Friedrich Mitzen (1653-1736), was luthersch predikant te Kuilenburg. Van 1724 tot 1731 was hij adjunct-predikant bij zijn vader. Te Rotterdam deed hij zijn intree 25 Nov. 1731; emeritus om gezondheidsredenen 1745. Franciscus Smit (zie art. in dit deel) hield een lijkrede op hem: De broosheit van der menschen leeven, in tegenstellinge van de eeuwige genaade en gerechtigheid des Heeren over de vroomen. Lijkrede .... op C.O. Mitzen .... (Rott. 1747). Hij schreef: Laatste leerrede in de oude kerk van de Evg. Luth. Gem. .... te Rotterdam (Rott. 1736); Het laatste huys des Heeren boven 't eerste verheerlijkt .... ter inwijding van de nieuwe kerk te Rotterdam (Rott. 1736). Hij vertaalde van P.J. Spener: Eenvoudige verklaring der Christelijke lere na de order van de kleine Catechismus van Lutherus (2e dr. Rott. 1745; 3e dr. 1754).
Zie: J. Loosjes, Naamlijst van predikanten enz. der Luth. Kerk ('s Gravenh. 1925), 210; R. Arrenberg, Naamregister van Nederduitsche boeken tot 1787, 484.
Knipscheer