[Martens, Johan Gerard Diederich]
MARTENS (Johan Gerard Diederich), geb. te Amsterdam 29 Nov. 1833, overl. te Amsterdam 25 Aug. 1885. Na in 1858 hulpprediker te Deventer geweest te zijn, werd hij luthersch predikant in den Helder 8 Mei 1859 en te Vlissingen 8 Nov. 1863. Van hier werd hij, als opvolger van F.J. Domela Nieuwenhuis (dl. IV, kol. 1026), hoogleeraar aan het Evang.-luth. seminarium te Amsterdam 25 April 1870 met een rede over Het geloof aan Gods openbaring het levensbeginsel der godgeleerdheid (Amst. 1870). Bij de stichting van de amsterdamsche universiteit werd hij hoogleeraar in de uitlegkunde van het N.T. Op 8 Febr. 1878 bevorderde de universiteit te Utrecht hem tot doctor honoris causa. Verschillende werken heeft hij uitgegeven. Wij noemen: Geloof en werken naar den brief van Jacobus (Amst. 1871); Prediken wij met de schrijvers van het N.T. een niet-geestelijk Evangelie? (Amst. 1873); Papias als exegeet van Logia des Heeren (Amst. 1875); Het nieuwe Christendom (Amst. 1876); De hoofdtrekken van Luther's theologie (Amst. 1883). Ook plaatste hij eenige artikelen in tijdschriften, o.a. in Stemmen voor Waarheid en Vrede van 1875: De jongste predikantsberoeping in de Ev.-Luth. kerk te Amsterdam; en in jaarg. 1876: Stemregt bij de Evangelisch-lutherschen. Nog werkte hij mee aan: Geloofsgetuigen, galerij van christelijke vrouwen, drie deelen (Amst. 1879-80).
Zie: J. Loosjes, Naamlijst van predikanten enz. der Luth. Kerk in Ned. ('s Gravenh. 1925), 185; dez., Gesch. der Luth. Kerk in de Ned. ('s Gravenh. 1921), 219, 223; Brinkman's Catalogus van Boeken enz. 1850-82, 502, 775, hetzelfde werk (1882-91), 364; Catalogus van de bibl. der Ver. Doopsgez. Gemeente te Amsterdam I (Amst. 1885), 199.
Knipscheer