[Martena, Ducke van]
MARTENA (Ducke van), hoveling te Kornjum en te Leeuwarden, geb. 1530 (?), overl. te Leeuwarden 11 Nov. 1605, begr. in de Galileërkerk aldaar, zoon van Meester Tjebbe, hoveling te Leeuwarden, en van Bouck Heringha van Kamstra. Hij was lid der Staten van Friesland in 1554, was vrijwillig balling in 1572, werd door den Prins van Oranje benoemd tot overste-admiraal van Friesland in 1573, was in 1574 van de algemeene vergiffenis uitgesloten, lid van Gedeputeerde staten van Friesland in 1578, drossaard en olderman van Harlingen in 1580, hopman, gecommitteerde wegens Friesland ter Staten-generaal en lid van den regeerenden landraad benoorden de Maas in 1585. Hij huwde: Swob van Bothnia, dochter van heer Tzallingh, ridder, hoveling te Nijland en te Franeker, en van Frouck van Hottingha; en hertrouwde 1565 Tryn van Unama, (overl. in 1603), dochter van Janke, hoveling te Blija, en van Teth van Wyboltsma.
Er zijn vier geschilderde portretten van hem bekend in particulier bezit.
Zie: M.A. van Rhede van der Kloot en R.N.G.M. Bär, Genealogische kwartierstaten van Nederlandsche geslachten ('s Gravenhage 1887-92).
Verzijl