werd een kist gedeponeerd, die alle fransche en nederlandsche munten uit dezen tijd bevatte. Ten behoeve van gepensionneerde militairen werd hier een dorp gesticht, dat na den slag van 2 Dec. 1805 Austerlitz genoemd werd.
Een teleurstelling voor hem was het, dat hij niet tot de in 1804 benoemde maarschalken behoorde.
In 1805 werd hij naar Oostenrijk gedirigeerd en heeft hij Stiermarken veroverd. Vervolgens kwam hij met een zeer gedunden troep in Dalmatië, dat hij tegen een dubbele overmacht, van welke de helft Russen, behield. Hij werd gouverneur en militair bevelhebber te Ragusa.
In 1808, de eerste maal, dat Napoleon hertogen creëerde, werd hij hertog van Ragusa. In 1809 werd hem bevolen, met de 10000 man, die onder zijn bevelen waren, naar het noorden te trekken; hij vereenigde zich met het leger van Italië onder Macdonald en nam deel aan den slag bij Wagram. Na afloop gat Napoleon hem zijn ongenoegen over door hem gemaakte fouten te kennen, maar deelde hem vervolgens zijn benoeming tot maarschalk mede.
Hij werd nu gouverneur van de Illyrische provinciën. Daar hij goed roomsch-katholiek was, had hij de sympathie der dalmatische bevolking en waren er weinig ongeregeldheden.
In Juli 1810 werd hij naar Spanje, waar hij ernstig aan den rechterarm en de rechterzijde gewond werd, gedirigeerd. Na eenige gewonnen slagen verloor hij dien bij Salamanca.
In Apr. 1813 werd hij naar Duitschland gezonden, vocht bij Lützen, Bautzen en Dresden en trok met hetgeen er van het groote leger over was, naar Frankrijk terug. Van al het oorlogvoeren was hij, evenals alle maarschalken en hoofdofficieren, hartelijk moede. Toen Jozef, broeder des Keizers, in overleg met den senaat verklaard had, dat de Keizer had opgehouden te regeeren, terwijl deze werkeloos te Fontainebleau bleef, besloot Marmont in het begin van Apr. 1814, terwijl hij met zijn troepen beoosten Parijs stond, die naar de westzijde van die vesting over te brengen, waardoor de troepen der tegen Napoleon verbonden mogendheden de gelegenheid kregen, Parijs binnen te rukken. Deze daad is hem nooit door de fransche natie vergeven. De in boulevards veranderde wallen van Parijs hebben de namen van alle maarschalken gekregen, bhalveǝ die van Marmont en van Bernadotte, die tegen Frankrijk met de verbonden legers is opgetrokken.
Hij werd door Lodewijk XVIII tot pair van Frankrijk en majoor-generaal der garde benoemd.
Dit was hij nog tijdens de Juli-revolutie in 1830. Hoewel geen ultra-clericaal, deed hij zijn plicht zoolang Karel X nog koning was. Hij volgde dezen in de ballingschap, werd door Louis Philippe als maarschalk afgezet en zette zich in het begin van 1831 te Weenen neder, waar keizer Frans I hem tot gouverneur van den zoon van Napoleon benoemde. Hij heeft daarna veel gereisd, maar is niet meer in Frankrijk teruggekeerd.
Hij huwde de dochter van den parijschen bankier Perregaux.
Hij schreef: Voyage en Hongrie, 4 dln. (1837); Voyage en Sicile (1838); Esprit des institutions militaires (1845); César; Xénophon; Mémoires, 8 dln., na zijn dood uitgegeven in 1856. Deze gedenkschriften zijn een verdediging zijner handelwijze en geven blijk van groote zelfingenomenheid, maar zij doen hem kennen als een intelligent man.
Zijn portret is gelithografeerd door Delpech, A. Selb en een onbekend kunstenaar.
Ramaer