Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 9
(1933)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 620]
| |
ter studie gezonden naar de universiteit van Leuven. Als student van de paedagogie de Valk behaalde hij, bij de algemeene promotie 4 Febr. 1564, van 164 gepromoveerden de 16e plaats of de vierde in de tweede lijn (volgens Promotions de la faculté des arts de l'université de Louvain door Reussens uitgeg. in Analectes hist. eccl. Belg. V, 446; van der Aa zegt verkeerd, dat hij de tweede plaats bekwam, en in het Verken student was; Paquot zegt, dat hij in het Verken studeerde en een plaats bekwam in de tweede lijn d.i. tusschen de twaalfde en vijf en twintigste plaats). Hij studeerde in Leuven de godgeleerdheid en behaalde te Mainz den graad van doctor in deze wetenschap. Wanneer dit plaats had, vermelden de talrijke over hem handelende bibliographische schrijvers niet. Loos gaf 12 verschillende werken of werkjes uit, volgens Paquot, die uitvoerig de titels opgeeft en ze bijna alle bespreekt; beknopter werden zij gegeven door Sweertius, Athenae Belg. 191; Valerius Andreas, Bibl. Belg. (Lov. 1643), 257, 258; Foppens, Bibl. Belg. (Brux. 1739), 212. Of Loos, nadat hij in Mainz zijn theologische studiën voltooid had, naar Gouda wederkeerde, blijkt niet met zekerheid. Hij woonde 1576 te Leuven, gaf lessen in de theologie aan enkele studenten, die hij in zijn huis als kostgangers opnam. Dit blijkt uit de overeenkomst hierover gesloten met den norbertijnerabt van Mariënweert bij Kuilenburg, die de fraters Gijsbert Lap van Waveren van Utrecht en Laurentius van Gorkum aan zijn hoede toevertrouwde (Archief aartsb. Utrecht XXIV, 122). De noodlottige tijdsomstandigheden in 1578-80, toen Leuven en het land onveilig was en de universiteit verliep, dreven Corn. Loos naar Mainz; daar verbleef hij, zooals blijkt uit de uitgave van verschillende werken in die jaren 1579-82, ten huize van den kanunnik der hoofdkerk, Arnold von Bucholtz. Loos vertrok van Mainz naar Trier, waar hij evenals in Mainz lessen gaf in de theologie en waar hij treurige dagen zou beleven. In dien tijd ontstond, zoowel in de katholieke, als in de protestantsche landen, vnl. in Duitschland en de Nederlanden een steeds groeiende heksenwaan, die verschrikkelijke gevolgen had. Overal begon men in alles tooverij en duivelskunsten te zoeken, honderden werden op de pijnbank gefolterd en tot de onmogelijkste bekentenissen gebracht. De terechtstellingen volgden elkander op verschrikkelijke wijze op. Loos was een der weinigen, die durfde opkomen tegen deze abnormale heksenvrees. Hij zag in, dat de beschuldigingen, waardoor zoovelen ter dood gebracht werden, geheel onhoudbaar waren en geen grond hadden. Hij bestreed, zooveel hij kon, deze vervolgingswoede door zijn woorden, in zijn brieven en opwekkingen. Hij wilde een boek de wereld inzenden, opdat men de dwaze, ongerechtige vervolgingen zou inzien. Hij betitelde het boek: De vera et falsa magia, zond het naar een drukker te Keulen zonder de noodige kerkelijke goedkeuring. Dit was een bewijs, dat hij zich bewust was van de onweerstaanbare macht zijner tegenstanders, op de eerste plaats van den wijbisschop en vicaris-generaal van Trier, Peter Binsfeld. Deze, een heksenvervolger, had uitgegeven: Tractatus de confessionibus maleficorum et sagarum. Loos bestreed hem in zijn boek. Het boek werd te Keulen in beslag genomen en Corn. Loos op bevel van den Nuntius, Ottavio Frangipani, opgesloten in de benediktijnerabdij Sint Maximinus te Trier. Hij moest voor een geestelijke rechtbank verschijnen, waarvan Binsfeld voorzitter was en 15 Maart 1592 (stijl van Trier) deed Corn. Loos voor zijn rechters een herroeping van al zijn stellingen over tooverij en hek- | |
[pagina 621]
| |
serij, welke hij geleerd en verspreid had. Hij moest al zijn aantijgingen tegen geestelijke en wereldlijke bestuurders veroordeelen en daarvoor ootmoedig vergiffenis afsmeeken. Loos had vele harde waarheden verkondigd, maar wist, gelijk zoo vaak, geen juiste maat te houden. Eenige zijner stel-. lingen waren theologisch en historisch onjuist. Paquot geeft den tekst der herroeping in zijn geheel, ontleend aan een werk van Mart. Delrio S.J.: Disquisitionum magicarum libri VI (Lov. 1599-1600). Aldaar III, lib. V, appendix, 140-143, drukt hij de herroeping af naar een authentiek afschrift, hem verschaft door den licentiaat in de rechten, Joannes Baxius, een vurig ijveraar voor de heksenprocessen, evenals Delrio, die reeds te voren in zijn werk Cornelius Loos aan de kaak gesteld had als een ketter (III, 35, lib. V, sect. 1111). Delrio vreesde, dat het werk van L. toch nog in het licht zou verschijnen en waarschuwt er tegen met schrikkelijke bewoordingen. Men achtte het evenwel verloren tot 1886, toen door den amerikaan George L. Burr, die zich ernstig met de geschiedenis van het heksenwezen bezig hield, een gedeelte, twee boeken, van het werk van Loos teruggevonden werd in de stadsbibliotheek te Trier onder de dokumenten van het Jezuïetencollege. Bijzonder handelt hierover: J. Janssen-Pastor, Geschichte des deutschen Volkes; Cornelius Loos und seine Schrift ‘über die Wahre und falsche Magie’ VIII (1894), 582-85; over heksenwezen en heksenvervolging, aldaar 494-694. Cornelius Loos, uit Trier gewezen, vestigde zich als vicarius der Kapellenkerk te Brussel. Delrio en andere schrijvers verzekeren, dat hij hier, als hervallen, ‘relaps’, in zijn vroegere leer weder een langen tijd gevangen gezet werd. Na zijn bevrijding dreigde hem een derde maal dit lot, toen de dood hem redding bracht, 3 Febr. 1595. Hij werd volgens zijn wensch, uitgedrukt in zijn testament, begraven op het algemeen kerkhof der Kapellenkerk bij het kruisbeeld. De archivaris van het aartsbisdom Mechelen, kanunnik Laenen, vermeldt niets over het verblijf van Cornelius Loos te Brussel in zijn studie: Heksenprocessen in Vie diocésaine VII (1913). De meeste werken van Loos zijn strijdschriften ter verdediging der katholieke leer. Hij was ook niet onervaren in de letteren. Zijn werken, alle geschreven in het Latijn, worden opgesomd naar Paquot door v.d. Aa, en Diction. de théol. Cath. als volgt: De tumultuosa Belgarum Rebellione sedanda; sive Spiritus vertiginis utriusque Germaniae in Religionis dissidio (unde cunctae calamitates) vera origo, progressus, ac indubitatus curandi modus; cum rejectione inefficacium ad hoc remediorum. Conscripta et collecta ex prudentissimis Ruewardi Tapperi et Wilhelmi Lindani Damasi Consultationibus per Cornelium Loos Finium (Moguntiae, Casp. Behem, 1579, en nog aldaar 1582). Apologia Cornelii Callidii, Chrysopolitani, in Orationem Philippi de Marnix, Domini de S. Aldegonda, pro Serenissimo Archiduce Austriae Matthia, et Ordinibus Belgicis, ad Delegatos Septemvirum, caeterorumque Principum et Ordinum Sacri Imperii, Wormatiano Conventu habitam mense maïo CIƆ IƆ LXXIIX. Singularis prudentiae gravitatis et fidei Germanis S. Inspicite, Germani, seditiones alienas, et iis vos non intermiscendo, liberam et felicem vestram tranquillitatem imperturbandam conservate (Luxemb. 1579), 4o 80 blz. De opdracht van het werkje is gedateerd Freiburg 24 Febr. 1579. Het is een wederlegging van: Oratio legatorum Archiducis Malthiae habita in conventu Wormaciensi (Antv. Chr. Plant. 1578), uitgesproken | |
[pagina 622]
| |
door Ph. de Marnix en door hem vertaald in het Fransch: Oraison des ambassadeurs du sérénissime prince Matthias archiduc d'Austriche etc.,.... récitée en la diette à Wormes devant les conseillers deputez par les princes électeurs.... l'an de N. Seigneur MDLXXVIII le VII jour de may (Anv. Chr. Plantin MDLXXVIII). Het verscheen tevens in het Nederlandsch vertaald door J.B. Houwaert. Annotationes in Ferum super Joannem gedr. vóór 1581. P. Joannes Ferus (of Wild) was een prediker van de orde der Franciskanen te Mainz, waar hij overleed 1554. Zijn werken over de schriftuur kwamen in handen van Protestanten en zijn naar hun inzichten veranderd uitgegeven en zoo op den Index gekomen. Urbis et Orbis Defensio et Vindicatio adversus Christianum Franckenium, ceterosque Sectarios άοτολάτϱειν (Panis adorationem) impie asserentes, (Mainz 1581) 12o. Duellum Fidei et Rationis: Si in Eucharistiae Sacramento vere sit Corpus Domini? Adversus Paradoxa sex Christiani Franckenii (Mainz 1581 12o). Opgedragen aan St. Weber, Wijbisschop van Mainz, kanselier der universiteit van deze stad. Chr. Franken was een Jezuïet, die zijn orde en kerk verliet 1579, om eerst de leer van Luther en dan die van Calvijn te volgen; daarna omhelsde hij het Socinianisme. Thuribulum aureum sanctarum Precationum (Mainz 1581 16o). Opgedragen aan Dan. Brendel von Hamburg, aartsbisschop van Mainz. Het is een gebedenboek, meest genomen uit een dergelijk werk van Petrus Bacherius O. Praed. te Gent. Illustrium Germaniae Scriptorum catalogus, quo doctrina simul et pietate illustrium vitae et opera celebrantur, quorum potissimum ope literarum studia Germaniae ab anno M.D. usque LXXXI sunt restituta et sacra fidei dogmata a profanis sectariorum novitatibus, et resuscitatis veteribus olim damnatis haereseon erroribus vindicata, Cornelio Loos Callidio auctore (Mogunt. Casp. Behem, 1581, 12o 237 blz.). Het is opgedragen aan zijn gastheer Arnold von Bucholtz. Een exemplaar van het zeldzame, doch weinig nauwkeurige werk, vindt men in de Koninklijke bibliotheek te Brussel. Bajus en zijn godgeleerde methode worden er zeer geprezen; de oprichting der nieuwe bisdommen keurt hij af. Institutionum sacrae Theoiogiae libri quatuor, seu Epitome Melchioris Cani de locis Theologicis (Mogunt. s.d. 12o). Dit kort begrip uit de werken van den beroemden theoloog der predikheerenorde vindt men niet in Quétif et Echard. Script. Ord. Praed. vermeld. Scopae Latinae ad purgandam Linguam a Barbarie (Mogunt. 1582, 12o). Ecclesiae Venatus, seu altera ejus functio circa Fidei Ministerium in reducendis deviis (Colon’ Godefr. Campensis, 1585, 12o). Apparatus Mensae Dominicae, pia Excercitia, tum selectas Preces et pulchras Meditationes continens (Coloniae 1591, 12o). Officium Sacramenti cum Precibus aliisque piis Exercitiis(Coloniae 1591 12o). Terentius Christianus, utpote Comoediis sacris transformatus, quo purissimi sermonis elegantia tinguam exornet, et politis moribus ac insigni pietate mentem imbuat atque hinc summa cum fruge praelegatur (Colon., Agr. Gerardus Grevenbruchius, 1592-1602). Het is een nieuwe uitgaaf van het werk van zijn stadgenoot Corn. Schonaeus (dl. III, kol. 1145). Zie: Paquot, Mémoires litt. des Pays-Bas XIV (Louv. 1767), 428-448; Nouv. Biogr. Gen. XXVI 605-606; Algemeine Deutsche Biographie | |
[pagina 623]
| |
XIX. 168-169, LII, 67-69; Dictionnaire de théologie catholique (Paris 1926) IX, 930-933; Soldan-Heppe, Gesch. der Hexenprocesse II, (1880), 22; Catal. bibl. min. S. Bern. ad Scaldim (1733), 165; Taxandria VIII (1901), 47. Fruytier |
|