Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 9
(1933)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 559]
| |
Freys van Dolre, uit een bekend amersfoortsch geslacht, is overl. op Oud Myle 28 Sept. 1720 en begraven in het familiegraf te Amsterdam in de Oude Kerk 2 Oct. d.a.v. Zijn ouders bewoonden een groot huis op de Keizersgracht, hadden verschillende huizen in eigendom op de Prinsengracht en behoorden tot de rijkste families van Amsterdam. Zijn zuster Maria was gehuwd met Hendrik Evertsz. Burgert, regent van het Jongensweeshuis; hun eenige dochter was gehuwd met Mr. Adriaan Wittert, die regent van het R.-K. Maagdenhuis was (1719-29). Cornelis Krijs studeerde de theologie te Leuven aan een der beide hollandsche colleges. Hij werd 1692, dus nog jong, door den vicaris P. Codde aangesteld tot pastoor te Diemen, Overdiemen en Durgerdam. Van zijn bestuur is weinig bekend; hij was een voorstander van de partij van den vicaris Codde (dl. VIII, kol. 292), evenals zijn broeder, Jacobus K., die volgt. Zij komen als zoodanig voor op de lijsten der ‘refractarii’. 17 Apr. 1708 werd hij tot kanunnik van het zoogenaamde kapittel van Haarlem gekozen, op voorwaarde, dat hij binnen drie maanden den vereischten graad van licentiaat in de godgeleerdheid behaalde. Hij werd Oct. 1708 geïnstalleerd en verkreeg uitstel tot het behalen van dien graad, welken hij daarna te Paderborn verkreeg en ook vervolgens dien van doctor. 1715 nam hij ontslag als pastoor wegens zijn zwakke gezondheid en den afkeer zijner parochianen en ging het vaderlijk landgoed Oudmijl aan den Amstel onder de parochie Ouderkerk bewonen. Zijn plaats in Overdiemen werd ingenomen door een niet jansenistisch gezinde pastoor. In zijn testament, 8 Aug. 1720 (in zijn geheel in: Bijdr. Haarl. XXX, 147-153) noemt hij den martelaar van Gorcum, Theod. v.d. Eem, zijn oom, wiens portret geschilderd 1555 in zijn bezit was en zich thans nog bevindt in den belgischen tak der verwante familie Wittert van Hoogland. C.F. Krijs schreef iets ten gunste van den vicaris P. Codde en vertaalde ook iets in het Nederlandsch, doch nader is dit niet bekend. Hij onderteekende het berucht appel dat plaats had te Rotterdam, tegen den Paus op een algemeen concilie, 9 Mei 1719, en celebreerde in de kerk van pastoor J. van Neck te Amsterdam de H. Mis tijdens de uitvaart van P. Quesnel, het hoofd der Jansenisten, overleden aldaar 2 Dec. 1719. Zie: Batavia Sacra 414, 520; Hist. episc. Harlem., 127; Bijdragen bisdom Haarlem I, 206, II, 316, IV, 127, XVII, 138, 151; Archief aartsb. Utrecht VII, 440, 454, VIII, 98, XXIV, 278; Hoynck van Papendrecht, Hist. der Utr. kerk I, 88. Fruytier |
|