[Kreet, Mr. Hendrik Arnold]
KREET (Mr. Hendrik Arnold), zoon van Jan K. en Aletta Maria Goris, werd 27 Dec. 1739 in Amsterdam gedoopt. In 1756 liet hij zich in Leiden inschrijven als student in de theologie; zes jaar later was hij jur. dr. Als 18-jarige richtte hij met een paar studenten het gezelschap ‘Linguaque Animoque Fideles ter opbouw van Neerlands moedertaal’ op, dat na 3 jaar omgedoopt werd in ‘Minima crescunt’. Hij werd ook buitengewoon lid van het gelijksoortige utrechtsche ‘Dulces ante omnia Musae’, in 1759 ontstaan en vormde met van Lelyveld de anonieme redactie van de Maandelijksche bijdragen ter opbouw van Neerlands Tael- en Dichtkunde (1768-62). Ook was K. - toen reeds advocaat in Rotterdam - een van het drietal oude kunstgenooten, die van Lelyveld in Mrt. 1766 de Maatschappij van Ned. Letterkunde te Leiden hielpen tot stand brengen, welker belangen K. zich jaren lang met ijver aantrok en veelszins bevorderde, eerst in Rotterdam, daarna in 's Gravenhage, tot hij door het aanvaarden van den post van griffier bij het Hof van Holland en als lid eener commissie voor het vervaardigen van het Wetboek van de Bataafsche Republiek te zeer in beslag werd genomen. Van zijn hand verscheen: Nederlandsche Amnestieen van de jaren 1485, 1488, 1787 en 1788 (Dordrecht 1789), terwijl in H.S. bewaard liggen: Brieven, Aanteekeningen op Vondels Palamedes en De onderlinge betrekking der Europeesche talen.
Op den 15en Apr. 1804 overleed K. aan de gevolgen van een verouderd inwendig ongemak te Amsterdam, waar hij vertoefde ter bijwoning der conferentie van genoemde commissie.
Zie: Hand. der Mij van Ned. Lettk. (1804); Opregte Haarl. courant (19 April 1804); Catalogus M. d. Ned. Lett. Leiden.
R. Zuidema