[Kotting, Jan Ludolph]
KOTTING (Jan Ludolph), geb. te Amsterdam 1 Febr. 1809, overl. aldaar 29 Mei 1844, godgeleerde. Hij was een zoon van den amsterdamschen drogist Gerardus Kotting en Maria Elisabeth Gude. Als student werd hij ingeschreven aan het amsterdamsch athenaeum in 1827, te Leiden in 1828, te Utrecht in 1829: in laatstgenoemde stad voltooide hij zijn theologische studies. Hij was achtereenvolgens ned. herv. predikant te Kwadijk (N.H.) van 1833 tot 1837, te Den Helder van 1837 tot 1841 en te Alkmaar van 1841 tot zijn overlijden. Te Amsterdam vertoevend, aangezien hij aldaar als predikant beroepen was, overleed hij ten huize van zijn ouders in drie dagen tijds aan roodvonk.
Hij huwde te Amsterdam in Mei 1833 met Christina Nieuwenkamp. Portretten van hem en zijn vrouw komen voor in de collectie van de dames Kotting te Amsterdam (gereproduceerd in Ned. Patr.).
Na zijn dood verschenen een Twaalftal leerredenen nagelaten door J.L. Kotting in leven laatst predikant te Alkmaar (Alkmaar 1844), zijnde verzamelde predikaties van Kotting. In het voorbericht van dezen bundel leest men: ‘Zoo weinig mogelijk hebben wij daarom veranderd, om des te beter het eigendommelijke van Kotting's predikwijze te bewaren’.
Zie: Album Studiosorum Amsterdam, Leiden, Utrecht; Handschr. Borger (Universiteitsbibliotheek Amsterdam); H. Kits Nieuwenkamp, Genealogische aanteekeningen betreffende de Amsterdamsche familie Kotting in De Navorscher (1924), 218-227; genealogie-Nieuwenkamp in Ned. Patriciaat (1927), 250.
Wijnman