hield hij zich bezig met het schrijven van dichtwerken. In 1835 werd hij overgeplaatst naar Wormerveer. In het verslag van den aartspriester 1842 wordt hij aangeduid als een zonderling man, maar toch geprezen als zijn ambtsplichten goed vervullend, niettegenstaande zijn dichtwerken, waarmede men spotte. Hij gaf in druk uit: De Schepping, dichtstuk in twaalf zangen (Amst. J.H. Laarman 1841); Dichterlijke bibliotheek voor de katholieke jeugd 2 deeltjes, z.j. of pl.; Kleine gedichten van Jaskeronti in zes afdeelingen en deeltjes (1843), z. pl.
Zie: Frederiks en v.d. Branden, Biographisch Woordenboek der Noord- en Zuid-Nederl. letterkunde, 438; Bijdr. bisdom Haarlem XL, 405; Cathol. Ned. Stemmen (1841), 272; De Godsdienstvriend XXXV, 172, LVIII, 202-203.
Fruytier