(vertaling van S. Muller). Zie hierover verder: Jaarboekje voor de Doopsgez. gemeenten (1850, 161-168). Muller en zijn ambtgenoot namen bovendien ieder de helft van een leeraarstaak op zich en deden alzoo samen dienst als vierde predikant van de Doopsgez. gemeente te Amsterdam.
Toen, zoo verhaalt T. Kuiper in de Doopsgez. Bijdragen van 1855 (55-59), de ‘Doopsgezinde vereeniging tot verbreiding des evangelies in de Nederlandsche overzeesche bezittingen’ in 1849 werd opgericht, had sedert 1824 hier te lande een hulpgenootschap van engelsche Baptisten bestaan, dat voor een groot deel zijn ondersteuning vond in de bijdragen van nederlandsche Doopsgezinden. Dat hulpgenootschap begon te kwijnen. Toen kwam bij bestuurders te Amsterdam, de professoren S. Muller en W. Cnoop Koopmans en de heeren J. Slagregen en A. de Haan Pz., de wensch op tot het oprichten van een zelfstandige vereeniging. Het hulpgenootschap der Baptisten werd ontbonden en samen met anderen werd het beoogde doel-bereikt. Na zijn dood hielden S. Muller en Willem Broes (dl. IV, kol. 314v.) treffende toespraken. Jan van Gilse (dl. IV, kol. 357) werd zijn opvolger.
Met Hugo Beyerman (dl. V, kol. 35) schreef hij: Algemeen stemregt behoudens maatschappelijke orde (Amst. 1848). Ook verscheen zijn: Inzegening van het huwelijk van G.T.N. Suringar en A.B. Koopmans, 29 Maart 1832 (z. pl. en j.).
Zijn portret is gegraveerd door D.J. Sluyter.
Zie: B. Glasius, Godgeleerd Nederland II ('s Hert. 1853), 304-306; Catalogus van de bibliotheek der Doopsgez. gem. te Amsterdam (Amst. 1919), 282, 299, 314; Alphab. naamlijst van boeken enz. (1790-1831), 318, supplement daarop, 73, (1833-49), 142; Bibliotheca theol. et philos. (Lugd. Bat., Burgersdijk en Niermans 1900), 788 (no. 500 en 501); Naaml. der Doopsgez. en Rem. gemeenten 1815-29 (Amst. 1829), 1, 24, 36; Jaarboekje voor de Doopsgez. gemeenten 1838 en 1839 (Amst. 1840), 1, (Amst. 1850), 1, 15, 156-168, 178-186; Doopsgezinde Bijdragen (1885), 55, (1897), 59, (1901), 18, 144 v.; Inventaris der archiefstukken, ber. bij de Ver. Doopsgez. gem. te Amsterdam II (1884), 111 (no. 715), 112 (no. 728); L.D. Petit, Repertorium van tijdschriftartikelen I (Leid. 1907), kol. 1369; Theologische Studiën (1889), 293, 381, (1890), 1.
Knipscheer