[Kodde, Arie of Adriaan van der]
KODDE (Arie of Adriaan van der), zoon van Jacob Willemsz. van der Kodde (zie beneden), overl. vermoedelijk vóór 1640. Hij was inschikkelijker en zachter van aard dan zijn broeder ‘Jonge Jan’ (zie op Jan van der Kodde (2)). Hij woonde te Rijnsburg, zag in de samenkomsten, belegd door zijn broeder Gijsbert (zie beneden), eerst alleen iets tijdelijks en oordeelde, dat deze te verging in zijns smalen ook op de remonstrantsche predikanten. Toch bleef hij de Collegianten trouw. Paschier de Fijne (zie dl. VI, kol. 530-536) noemde hem ‘een man rijk in kennis en welbekwaam om iets voort te brengen’.
Zie: B. Glasius, Godgeleerd Nederland II ('s Hert. 1853), 285-288; J.C. van Slee, De Rijnsburger Collegianten (Haarl. 1895), 22-50.
Knipscheer