[Junius, Franciscus (2)]
JUNIUS (Franciscus) (2), geb. te Heidelberg in 1589 (of 1591 ?), overl. te Windsor 19 Nov. 1677, zoon van den voorg. uit diens derde huwelijk. Hij studeerde te Leiden en werd in het voorjaar van 1617 predikant te Hillegersberg. Op de synode te Delft in 1618 blijkt dat ‘doleerenden’ in zijn gemeente tegen hem optraden om zijn remonstrantsche gevoelens. Gedeputeerden van deze provinciale synode hebben hem in Februari 1619 geschorst en zouden hem als ‘buitengewoon’ leeraar toelaten als het bleek dat hij zuiver was in de leer. In Juli/Augustus 1619 verklaarde hij, ‘dat hij hem tot een ander studium hadde begeven’. Hij teekende een ‘akte van stilstand’. Het blijkt dat hij daarna zich verdiepte in de oud-germaansche taalstudie, waarvoor hij veel reisde. Tusschen 1642 en 1646 was hij te 's Gravenhage, daarna te Amsterdam, van 1652 tot 1654 in Friesland; in 1655 vinden wij hem nog te Amsterdam en te 's Gravenhage; in 1675 ging hij naar Oxford en Windsor. Zijn handschriften worden nog te Oxford bewaard.
Zijn werk: De pictura veterum libri III (Amst. 1637, 2e dr. Rott. 1694) is in het Engelsch door hem vertaald in 1638 en ook in het Nederlandsch als: De Schilder-konst der ouden (Middelb. 1641; 2e dr. 1675). Nog schreef hij verscheidene geleerde boeken in het Latijn.
Zijn 1618 geschilderd portret door A. van Dijck (?) is in de Bodleiaansche bibliotheek te Oxford (gegraveerd door W. Hollar en G. Vertue), een kopie hiernaar door A. van der Werff (gegraveerd door P. van Gunst) is in de Pinakothek te München; een miniatuur door A. van Halen uit zijn Panpoëticon Batavum is in het Rijksmuseum te Amsterdam.
Zie: de Bie en Loosjes, Biogr. Woordenb. van Protest. Godgel. in Ned. IV, 617; Kerkelijk Handboek (1907), Bijl., 124; R. Arrenberg, Naamregister van Nederduitsche boeken tot 1787, 268; G.P. van Itterson, Franciscus Gomarus ('s Gravenh. 1930), 136v., 399, 402-408; Bibliotheca theol. et philos. (Lugd. Bat., Burgersdijk en Niermans 1900), 781 (no. 469).
Knipscheer