de noordhollandsche synode van 1618 veroordeeld om zoo spoedig mogelijk verplaatst te worden, maar met behoud van traktement. Hij schreef in die omstandigheden tegen het werkje Requeste van de dolerende kercke tot Haerlem zijn. Nootwendich vertooch van de onnoselheyt ende oprechtigheyt des E. Kercken Raets van Haerlem .... (Haerl. 1617). Dit was tevens de aanleiding tot zijn vonnis. In de laatste jaren van zijn leven schreef hij tegen de Apologia pro Confessione van Simon Episcopius (zie dl. I, kol. 829-832) zijn: Antapologia, sive animadversiones in XVI priora capita Apologiae Remonstrantium (Delft 1640), na zijn dood uitgegeven door de zuidhollandsche synode. Zijn eerste vrouw was Maria Cornelia Duyckers, zijn tweede Jannetje Reverset.
Een theologisch student Ludovicus Junius, dien wij verder bijna niet kennen. schreef: Tsamen-sprekinghe in de kerkelijke geschillen te Haarlem tusschen 1617 en 1618, blijkbaar partij kiezende vóór Isaäc Junius.
Zie: de Bie en Loosjes, Biogr. Woordenb. van Protest. Godgel. in Ned. II, 62, IV, 619-621; A.H. Haentjens, Simon Episcopius (Leid. 1899), 90-94, 143, 154-162; Kerkelijk Handboek (1907), Bijl., 110, 126, 164, (1908), Bijl., 116; J. Tideman, De stichting der Remonstr. broed. I (Amst. 1871), 98, 104, 166, 306-309, II (Amst. 1872), 222-235; J.D. de Lind van Wijngaarden, Antonius Walaeus (Leiden 1891), 66-74; Catalogus van handschriften op de bibl. der Rem.-Geref. Gem. te Rott. (Amst. 1869), 12, no. 112.
Knipscheer