[Johnson, George]
JOHNSON (George), geb. te Richmond (Yorkshire) in 1564, overl. in de gevangenis te Durham in 1605, Brownist. Hij was een jongere broeder van den voorg., liet zich inschrijven te Cambridge (Christ College) in 1580 en werd master of arts in 1588. Hij gaf daarna les aan een school te Londen in St. Nicholas Lane; in dit gebouw hadden dikwijls bijeenkomsten plaats van separatisten, waarbij ook George tegenwoordig was. Toen zijn broeder te Islington een Brownistische gemeente had gesticht, sloot ook George zich daarbij aan (1592). In 1593 werd hij echter met zijn broeder op last van den bisschop van Londen gevangen gezet. Hoe beide broeders in 1597 te Amsterdam terecht kwamen, leest men in het voorgaande artikel. Ook leest men aldaar van de betreurenswaardige twisten, die tusschen hen uitbraken, welke twisten eindigden met de verbanning van George uit de gemeente der amsterdamsche Brownisten (1602). George verzamelde toen eenigen zijner aanhangers rondom zich en aanvaardde onder hen het leeraarsambt, maar hoe weinig hij slaagde is wel af te leiden uit zijn pogingen, bij den gereformeerden predikant Plancius aangewend en in den kerkeraad van 28 Juni 1603 medegedeeld, om zelf met de zijnen over te gaan tot de gereformeerde gemeente. Toen dit mislukte, zocht hij aansluiting bij Hugh Broughton (zie kol. 106). Deze laatste, die meende dat George door ervaring geleerd had zich rustig te houden, ried hem den terugkeer naar Engeland aan en gaf hem een brief van voorspraak mede aan den bisschop van Durham. George had Broughton's gunstige meening omtrent hem vermoedelijk goeddeels te danken aan zijn geschrift omtrent de oneenigheden in de Brownisten-gemeente, getiteld A discourse of some troubles and exeommunications in the banished English church at Amsterdam (Amsterdam 1603); dit geschrift was slechts ten halve voltooid en toont een bitteren wrok tegen zijn ouderen broeder en diens medestanders. Nauwelijks was George echter in zijn
vaderland terug of hij richtte als vanouds zijn beschuldigingen tegen de heerschende kerk in Engeland, raakte er gevangen en werd door een ziekte aangetast, die zijn dood ten gevolge had nog vóór zijn rechtsgeding was beslist.
Door zijn tijdgenooten wordt verschillend over hem geoordeeld. Dexter in zijn Congregationalism of the last three hundred years, blz. 275 zegt na nauwkeurige studie tot de conclusie te zijn gekomen, dat George was ‘honest and consciëntious if somewhat weak-minded, jealous and overscrupulous’.
Zie: J.S. de Hoop Scheffer, De Brownisten te Amsterdam in Verslagen en mededeelingen der Kon. Akademie van Wetenschappen, Afd. Letterkunde, 2e reeks, 10e dl. (1881), 241 e.v.; Dictionary of national biography XXX (1892), 11.
Wijnman