het district Dokkum gekozen en hierdoor verviet zijn lidmaatschap der Staten.
Hij heeft in de jaren, dat hij Kamerlid was, zeer veel, in het bijzonder over zijn vak gesproken. Hij was volbloed Thorbeckiaan en deze (dl. IV, kol. 1308) gebruikte hem wel eens, als er iets tegen de tegenpartij op harde wijze gezegd moest worden. Het was merkwaardig, dat de golf van anti-katholicisme en daardoor van anti-liberalisme, die in Apr. 1853 bijna over het geheele protestantsche Nederland ging, zich niet over het district Dokkum, waar juist naar verhouding zeer weinig Roomschen waren, uitgestrekt heeft, zoodat hij 17 Mei 1853 met vrij groote meerderheid herkozen werd.
Hij verzette zich bij de behandeling van de staatsbegrooting van 1854 tegen het denkbeeld van zijn medelid, admiraal Rijk (dl. IV, kol. 1183), dat Nederland moest trachten, zijn overwicht op zee van twee eeuwen te voren te herwinnen; terecht zeide hij, dat wij ons moeten bepalen tot den tweeden rang en onze vloot in hoofdzaak op de verdediging van Nederland en van onze koloniën en bezittingen berekend moest zijn. Hij heeft eens een zeer belangrijken invloed uitgeoefend, door het voorstellen van een amendement op het 12e hoofdstuk der staatsbegrooting van 1862, onvoorziene uitgaven, strekkende tot vermindering daarvan met ƒ 50000. De duidelijke bedoeling van dit amendement was, wantrouwen in het kabinet uit te drukken. Eenige hoofdstukken, in het bijzonder dat van van Tets (dl. V, kol. 902), Financiën, waren met geringe meerderheid aangenomen, dat van van Heemstra (dl. III, kol. 558), Binnenlandsche zaken, was verworpen ook omdat velen meenden, dat hij de schoolwet van van der Brugghen in te liberalen zin uitvoerde; eindelijk waren de conservatieven niet tevreden over Loudon, minister van koloniën, die den liberalen gouverneur-generaal Sloet (dl. V, kol. 751) had voorgedragen. Het gevolg was, dat het amendement bij een gemengde stemming met 37 tegen 25 stemmen werd aangenomen en het kabinet ontslag vroeg, terwijl er nu in plaats van een zeer gematigd een vooruitstrevend liberaal kabinet onder de leiding van Thorbecke optrad. Dit was niet door de conservatieve voorstemmers voorzien.
Op 1 Febr. 1865 werd Hugenholtz benoemd tot lid van den Raad van State. Hij bleef dit tot zijn overlijden.
In 1823 werd hem vergund, den naam ter Bruggen aan den zijnen toe te voegen.
Hij huwde 4 Sept. 1833 Henrica Fockema, geb. 20 Nov. 1804, overl. 16 Mrt. 1876.
Ramaer