[Horn, Jan graaf van]
HORN (Jan graaf van), 1531-1540, heer van Altena, Weert, Nederweert enz., erfelijk opperjagermeester des Duitschen rijks, overl. 10 Dec. 1540, broeder van den voorgaande. Hij was voorheen proost van St. Lambert te Luik, deed afstand van de geestelijke waardigheid en huwde met Anna van Egmond, dochter van Floris graaf van Buren, en van Margaretha van Glimes-Berghes, weduwe van Joseph van Montmorençy heer van Nevele. Hij volgde zijn broeder als graaf van Horn enz. op en werd na diens dood 27 Aug. 1531 met het graafschap Horn en de heerlijkheid Cortessem beleend. Op St. Remaclusdag (3 Sept.) 1531 verklaarden hij en zijn echtgenoote Anna van Egmond verkocht te hebben voor 1000 overlandsche keurvorstelijke en enkele rijnsche goudguldens aan Joost to Puth van Venlo, burger der stad Roermond, en zijn erven hun geheele korentiende, groot en klein, niets daarvan uitgezonderd, in hun kerspel van Horn, erfelijk te bezitten voor vrij goed, voor 600 guldens in eens of dertig goudgulden erfelijke jaarrente; ook de griend langs de Maas te Horn. 23 Oct. 1531 beloofde hij de privileges van Horn, Wessem, Weert en Nederweert te bewaren en betuigde hij den inwoners zijn dank voor hun borgstelling wegens gelden door zijn voorgangers opgenomen van den heer van Mascherel en anderen. 27 Oct. 1536 bekende hij schuldig te zijn 20 gulden brab. aan het klooster van Mariagaarde te Weert, wegens ontvangen gelden, waarmede hij een erfpacht van 28 malder roggen op den watermolen bij Panheel, genaamd Bossmolen, die aan het klooster der reguliere kanunniken bij Eindhoven in den Hagen verkocht was, afloste. 10 Aug. 1539 schonk hij aan het klooster van St. Agnes te Maeseyck den hof Zilrevelt bij Kinre als leen. Nadat hij 23 Juni 1538 van den bisschop van Luik toestemming had verkregen om over zijn leengoederen te beschikken, maakte hij 28 Nov. 1540 zijn testament en liet het vruchtgebruik zijner heerlijkheden
en goederen aan zijn vrouw Anna van Egmond en den eigendom er van aan zijn stiefzoon Philips van Montmorençy (vgl. het volgende artikel).
Zie: M.J. Wolters, Notice historique sur